sche opvoeding'. Een overheid, die geheimzinnigheid betracht vervreemdt zich van
naar burgers.
De dynamiek van onze samenleving is dan ook voor het archiefwezen aanleiding voor
een voortdurende bezinning op zijn doelstellingen en taken. De Archiefwet 1962 is
daarom veeleer mijlpaal dan einddoel.
Een breed samengestelde Commissie is - het zal niemand verbazen - druk bezig met
e ormuleren van voorstellen die wederom tot een herziening van de archiefwetgeving
moeten leiden. 6 e
Andere markeringspunten van de voortgaande ontwikkeling zijn de op 1 mei 1980 in
wer mg getreden Wet Openbaarheid van Bestuur, welke tevens regelen stelt ten aanzien
van de informatieverstrekking uit de nog niet overgebracht archieven. Vervolgens noem
i het onlangs gepubliceerde Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadmi
nistratie, dat onder meer bepalingen bevat voor een aan de huidige opvattingen aange-
V3n 06 P°St~ e" archiefzaken bi-> de rijksoverheid. Onder verantwoor
delijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken wordt thans in nauwe samen
werking met de Rijksarchiefdienst te Winschoten een Archiefselectiedienst opgericht
Het zal de taak van deze dienst zijn om de ruim 300 strekkende kilometer archieven
welke nog b,j de departementen berusten, te selecteren en te inventariseren, teneinde
eze, zoals het behoort, in goede en geordende staat aan de Rijksarchiefdienst te kun
nen overdragen.
Ook voor deze dienst heeft de tijd overigens niet stil gestaan. Sedert 1970, het jaar
waarin de Archiefraad zijn geruchtmakende advies nr. 15 uitbracht, is de organisatie
gemoderniseerd en kon een veel doelmatiger opbouw worden ingevoerd- voor de
meeste rijksarchieven konden nieuw- of verbouwplannen worden gerealiseerd, terwijl
voor andere de plannen klaar liggen. Nog dit jaar kon daarenboven een uitbreiding van
de personeelsformatie met maar liefst bijna 100 plaatsen worden verwezenlijkt
Het geduld van allen - ik heb daar reeds op gewezen - die werkzaam waren in het
weliswaar karakteristieke maar gebrekkige en overvolle gebouw aan het Bleijenburg is
med T t Tef g£Steid' verianSen naar een nieuwe huisvesting verklaart wellicht
ede het enthousiasme, waarmee de voorbereiding van de verhuizing ter hand is geno
men. Een verhuizing die terecht al gauw het predikaat van de grootste papierverhui-
zing van deze eeuw heeft meegekregen.
Om u een indruk te geven van de omvang van het karwei, wil ik gaarne enkele getallen
leseene40 mate"aal Zij" °ngeVeer 57-°°° Portefeuil-
les en 40 000 dozen, be.de in verschillende formaten, gebruikt. Per dag werd ruim 1750
strekkende meter archief verhuisd.
Ik kan helaas niet iedereen persoonlijk dank zeggen voor het vele werk, dat is verricht
J de gehele operatie zijn betrokken geweest de Rijksgebouwendienst, het Rijk
inkoopbureau, het bureau r.jksverhuizingen van Binnenlandse Zaken en natuurlijk d
medewerkers van het Algemeen Rijksarchief zelf
De verhuizing was zo voortreffelijk georganiseerd, dat de sluiting van de studiezaal tot
een minimum kon worden beperkt. Op 10 november verleden jaar werd de oude studie
aal gesloten terwijl drie weken later de eerste bezoekers reeds in het nieuwe gebouw
ontvangen konden worden.
[10]
Over deze nieuwe huisvesting is al het nodige gezegd. Dat in een grote behoefte wordt
voorzien is onder meer wel gebleken uit de geweldige groei van het aantal bezoekers
(ten opzichte van de vergelijkbare periode januari-oktober 1979, met ruim 50%) en van
het aantal geraadpleegde archiefstukken (ten opzichte van hetzelfde tijdvak, met ruim
65%).
De algemeen rijksarchivaris heeft eens gezegd, dat nieuwbouw meer is dan een bouw
kundig proces; het is het scheppen van een beleidsinstrument op lange termijn. Moge
dit prachtige gebouw, dat een belangrijk deel van ons cultureel erfgoed herbergt, voor
zijn bewoners die werkvreugde en de bezoekers die dienstbaarheid geven, die zij er te
recht van mogen verwachten.
Waarvan akte.
Toespraak van de voorzitter van de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis
Majesteit,
dames en heren.
Laten we proberen ons eens in te denken wat de betekenis van deze middag zou zijn, als
we hier bijeen waren voor de plechtige en officiële sluiting van het Algemeen Rijks
archief. Ik denk niet dat u hier dan had willen komen, en ook niet dat ik hier had willen
staan. Maar het gaat mij nu om de blijvende gevolgen. Zouden we kunnen zeggen, dat
de geschiedwetenschap zou ophouden te bestaan? Neen, dat zou ze niet. Rijksarchieven
zijn nog geen tweehonderd jaar oud, en geschiedenis wordt al veel langer geschreven.
Maar we zouden twee dingen zien terugkomen, die heel lang het historische bedrijf heb
ben gekenmerkt.
Ten eerste zou elke generatie van historici weer vooral eigen persoonlijke ervaringen
gaan vastleggen. De grote geschiedschrijvers van vroeger waren contemporainisten, die
vertelden wat ze zelf beleefd en gehoord hadden: van Herodotus en Thucydides over
Marcus en Lucas tot Hugo de Groot en P. C. Hooft. Ten tweede zouden er van tijd tot
tijd ook mannen opstaan, die de behoefte hadden al die episoden met elkaar te verbin
den, en samenhangen te zoeken in de gehele geschiedenis. Bij ons is dat in de achttiende
eeuw beproefd door Jan Wagenaar: een vaderlandse historie 'van de vroegste tyden af'.
Hij moest combineren wat al die eigentijdse geschiedschrijvers verteld hadden, en zag
nu de lege plekken. Vandaar dat hij ging zoeken naar archieven. Niet bij de overheid,
daaraan dacht hij zelfs nog helemaal niet. Maar wat een winst zou het niet zijn, meent
hij, 'zo elk, die eenige nutte stukken, dienende tot opheldering onzer historie bezat, ge
zind was, dezelven in 't licht te geeven, of eenen bekwaamen en trouwen historieschry-
ver mee te deelen'.
Dat was in 1752. Wat toen een droom scheen is nu meer dan vervuld. We hebben af
scheid genomen van de archiefloze wereld. De overheid stelt nu alles beschikbaar wat ze
heeft, en ze heeft daarvan ook reeds aanzienlijke hoeveelheden uitgegeven. Misschien,
als Wagenaar ons bezig kon zien, dat hij zich teleurgesteld zou voelen: wat een enorme
mogelijkheden hebben deze historici, waarom zijn ze eigenlijk niet verder? Maar dat is
[11]