est quasi asinus coronatus', maar een geletterd vorst bleef voorlopig een uitzondering waarom moest anders de Engelse koning Hendrik I de bijnaam Beauclerc krijgen? De gewone man moest al heel tevreden zijn, als de voor zijn rechtspositie belangrijke stuk ken in de volkstaal geschreven waren en hij ze voorgelezen kon verstaan. De afkondi ging - dus de mondelinge voordracht is nog eeuwenlang een vormvereiste gebleven voor de rechtsgeldigheid van de landsheerlijke verordeningen en de keuren van het plaatselijke bestuur. Het afgelezen document wordt met het relaas van de afkondiging in het archief op gelegd of geregistreerd. In dingrollen vinden we herhaaldelijk als verweer, dat de veror dening of keur in de kerk van de woonplaats van de beklaagde niet is afgelezen. En niet alleen voor waterschapskeuren en ordonnanties tegen het stropen in de grafelijke dui- nen geldtt de publicatiedwang; het geldt voor de meest belangrijke staatsstukken. Een voorbeeld: in het Brasilierode register van de Rekenkamer van Holland vinden we de registratie van de Pragmatieke Sanctie van november 1549, waarbij de erfopvolging in de Nederlandse gewesten door Karei V op gelijke voet gebracht werd. Uit die registratie ijkt, dat vóór de aflezing eind mei 1550 in de rolzaal op het Binnenhof, de keizerlijke secretaris Desiré de Simandres het stuk al was wezen voorlezen in de Grote Raad van Mechelen op 10 mei, in de Raad van Brabant op 12 mei, op het Grand Bureau van de rekenkamer in Rijssel op 16 mei en in de Rekenkamer te Brussel op 22 mei 1550. En toen was de plica van de oorkonde, waar Desiré mee rondreisde, al vol en was men al begonnen de relazen van de afkondigingen in dorso, dus op de rug van het stuk, op de haarzijde van het perkament te noteren. Het lijdt geen twijfel of eeuwenlang was de schriftuur en de archiefvorming een aan gelegenheid van een zeer dunne laag van de bevolking. De gewone man kon er niet mee uit de voeten hij had er weinig fiducie in. In de Middeleeuwen moet herhaaldelijk worden gezegd: 'Zijn niet de evangeliën op schapehuid geschreven' tegen degenen, die het schriftuur wantrouwen als rechtsmiddel een houding, die met het oog op de kleine lettertjes van de verzekeringspolis nog lang met is uitgestorven een wantrouwen dat eeuwenlang door de eenvoudige van geest is geformuleerd met het woord van de apostel Paulus dat de geest levend maakt maar de letter doodt. Als iemand in de middeleeuwen een zegel bezit, geeft dat grond voor de veronderstel ling, dat de eigenaar zichzelf - terecht of ten onrechte - in staat acht documenten te gebruiken in eigen zaken. We zijn zó vertrouwd met de gedachte dat de zegels de be krachtigingsmiddelen van de oorkonde zijn, dat we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat voor de ongeletterde gewone man, het zegel het gedachtenisvoorwerp is en het char ter een memorandum dat hardop moet worden voorgelezen om te gaan leven. Wat was belangrijker: het chirographum of het bij het archiefexemplaar bewaarde mes, waar mee de delen vaneen gesneden waren? Was de kerfstok, waarvan hij een duplicaat mee nam naar huis, voor de gewone man niet beter te begrijpen, dus minder bedreigend dan het langwerpig boek op de toonbank van de dorpswinkel, waarin nü de pofklanten worden genoteerd misschien wel met dubbel krijt? Allerlei zichtbare formaliteiten zijn naast het schriftuur als hulpmiddel van rechtszekerheid nog eeuwenlang blijven [502] de brandende kaars bij een openbare veiling, die wordt uitgeblazen zodra een kavel is toegewezen; de opgestoken vingers bij een eedsaflegging; de handgeving en het wisselen van ringen bij een huwelijkssluiting; de handslag op de veemarkt en op de kaasmarkt. En het lot als godsoordeel, door Hugo de Groot nog geschikt geacht om een internatio naal geschil te beslechten, als een conferentie of arbitrage niet hielp, is door onze machthebbers weer ingevoerd bij het hoger onderwijs om te demonstreren hoe taai de hoge middeleeuwen onder ons nog leven. Men kan niet zeggen dat het wantrouwen van de gewone man tegenover het schriftuur als rechtsmiddel ongerechtvaardigd was of nog is. De heersenden hebben niet zè zel den het schriftuur gebruikt om te onderdrukken, voor de linken is het een middel om de goede, maar onnozele gemeente om de tuin te leiden. U behoeft maar een garantie bewijs te lezen om te zien hoe weinig u wordt gegarandeerd wellicht niets. Aan het eind van de Middeleeuwen heeft Maarten Luther het gemeen gevoelen daar omtrent in zijn zendbrief 'An den christlichen Adel deutscher Nation' onder woorden gebracht als hij van de pausen met hun door ons zo graag bestudeerde kanselarij zegt: dat ze 'mit ihren Bullen und Briefen die Welt in ihrer Tyrannei behalten' hebben. Hetwelk alles bijeen de geweldige vermenigvuldiging van het schriftuur als hulpmiddel ten goede en ten kwade in staat en maatschappij niet heeft verhinderd. Allereerst de vruchtbaarheid van wat de middeleeuwer een brief noemt en wat wij een oorkonde of akte noemen: het schriftuur dat zodanig is geredigeerd en van bekrachti gingsmiddelen is voorzien, dat het kan dienen als bewijs van het daarin vermelde. Het soort heeft na circa 1300 een aanpassingsvermogen getoond en een hoeveelheid afstam melingen voortgebracht, die elke Darwinist met stomheid moet slaan. Elke eeuw ver toont nieuwe oorkondenvormen op perkament, op papier, geschreven en gedrukt, met zegels en/of handtekeningen in allerlei staten van ingewikkeldheid en vereenvoudi ging, zodat we tenslotte terecht komen bij het spoorkaartje, dat nog geheel voldoet aan de definitie van een oorkonde, al is dan het bekrachtigingsmiddel nog slechts de afdruk door het kasregister op de achterzijde. De lust tot het maken van duplicaten ontstond al vroeg: we hebben ze als afschriften in boeken, die sinds de Bourgondische tijd registers heten, waarbij het voorlopig een open vraag blijft of aan geauthentiseerde afschriften uit het register dezelfde bewijskracht kon worden toegekend als aan de vidimus van de oorspronkelijke expeditie. Allerlei vormen van geauthentiseerde en simpele afschriften ontstaan. Ons voorlopig einde is het fotocopieerapparaat. In de vijftiende eeuw begint in de noordelijke Nederlanden het protocolleren: het in schrijven van concepten in scriptura minuta waarnaar de grosse het instrumentum publicum in grosso textu wordt uitgewerkt. Zodra, te beginnen met Karei V, hoger hand voorschriften gaat geven over de ambtshalve bewaring van die protocollen, begint bij ons het ongeveer twee eeuwen durende proces van de verschuiving van de bewijs kracht van de grosse naar de wat de tekst betreft steeds completer minuut in het protocol. Na 1811 is wat de notaris grosse blijft noemen niet meer dan een door hem geauthentiseerd afschrift uit zijn protocol. De expedities uit de protocollen van de bur- [503] DCSlclcin

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 4