Boekbespreking Het inventariseren en indiceren van archieven geordend volgens het verbaalstelsel opmerkingen naar aanleiding van de inventaris 'De archieven van het Comité te Lande 1795-1798 en het Ministerie van Oorlog 1798-1810 (1813)' door H. A. J. van Schie, Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage, 1979, 169 blz. Het is al weer zo'n vier jaar geleden, dat mevr. E. P. de Booy in het Archievenblad (1976 p. 301-302) haar teleurstelling uitte over de omstandigheid, dat de inventarisatie van projecten van lange adem, zoals de 19e eeuwse departementsarchieven, er bij het Algemeen Rijksarchief zo 'bekaaid' afkwam, althans dat van deze archieven veelal slechts getypte inventarissen beschikbaar waren. Met bovengenoemde inventaris is door de Tweede Afdeling, ondanks alle commotie rond de verhuizing naar het nieuwe depot, nu kennelijk een start gemaakt met het inlopen van deze achterstand. Te hopen is, dat deze start spoedig wordt gevolgd door meer inventarissen van dit niveau. De auteur had in dit geval zelfs niet te maken met een getypte inventaris, maar met een handgeschreven exemplaar van de befaamde J. H. Hingman, nog daterend van kort na de overname van de archieven in 1855 (sic). Daarin waren de archieven van het Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande en van het Ministerie van Oorlog als één geheel beschreven, als betrof het hetzelfde orgaan, waarvan in 1798 slechts de naam veranderde. Aangezien de taak van het Comité veel ruimer was dan die van het Ministerie van Oorlog het Comité is ook als voorloper van het Ministerie van Financiën en van de Hoge Militaire Vierschaar te beschouwen heeft Van Schie te recht beide archieven afzonderlijk beschreven, en zelfs een afzonderlijke nummering gegeven. In het derde gedeelte van de inventaris zijn enkele deelinventarissen van zelfstandige organen van het ministerie opgenomen, elk met een eigen nummering, wat mij voor de depotbedienden echter minder makkelijk lijkt. In dit derde deel treffen we ook aan een collectie stukken, afkomstig niet alleen van officieren van de Bataafse en Hollandse Armee, maar ook van de Franse Armee. Dat het publiceren van inventarissen van 19e eeuwse departementsarchieven zo lang achterwege is gebleven, zal ook samenhangen met het feit, dat er bij archieven geor dend volgens het verbaalstelsel, veelal bitter weinig te beschrijven valt. Als een archief voor 95% bestaat uit een chronologische serie verbalen (c.q. minuut-besluiten of minuut-brieven) met relatieven tot die verbalen (c.q. ingekomen stukken), aangevuld met series agenda's en, soms, indices, dan is het een weinig spectaculaire bezigheid op te sommen, dat inv.nr. 1000 bestaat uit het verbaal van 1-5 januari en nr. 1001 uit dat van 6-10 januari. Dergelijke inventarissen beantwoorden ook allerminst aan het ver wachtingspatroon van de onderzoeker, die vaak heimelijk verwacht, dat alle stukken over zijn geliefde onderwerp bij de archivaris in één uittrekbare lade bij elkaar zitten. De bladzijden 71-97 van de inventaris-Van Schie, waarin de inv.nrs. 254-1222 worden beschreven, behoren dan ook zeker niet tot de meest opwindende lectuur. [586] De inventarisator had echter het 'geluk', dat zijn archief nog de nodige buiten-verbaal- gehouden stukken bevatte, waarop hij zijn beschrijvingslust kon botvieren. Toch zou de inventaris, wanneer het geheeljzich daartoe had beperkt, wat mager zijn uitgevallen. Archieven als deze vereisen een uitvoerige toelichting over wat men erin kan verwach ten en hoe men de stukken kan opzoeken. Het is immers niet meer mogelijk in verband met de toegenomen stroom onderzoekers dit allemaal aan elk van hen persoonlijk uit te legger Van Schie heeft dan ook terecht gekozen voor een uitvoerige inleiding, waarin de organisatie en met name ook de registratuur duidelijk wordt uiteengezet. Erg handig zijn daarbij de onderzoekschema's op p. 23, 64 en 66, die aangeven hoe men van hoofdenlijst via index en agenda naar het verbaal en de ingekomen stukken zijn weg kan vinden. Jammer is dat dit exposé niet met enige illustraties kon worden verduide lijkt. Nuttig zijn ook de richtlijnen hoe stukken uit deze archieven aan te vragen en hoe te citeren; enige uniformiteit bij het citeren in bronnenlijst of in de noten is bepaald toe te juichen. Alvorens over te gaan naar de ook in de inventaris opgenomen 'Systematische Hoof- denlijsten' nog enkele detailopmerkingen over inleiding en inventaris. De omvang van de diverse archieven is niet vermeld, een gegeven dat evenmin is te achterhalen in De Rijksarchieven in Nederland (1973) deel I p. 49. De even paginanummers 4-24 en 128- 168 vinden we op de rechterkant, de pagina's 26-124 weer op de linkerzijde van de in ventaris. Op blz. 65 valt te lezen, dat de relatieven (ingekomen stukken) zijn geborgen op datum van afdoening ('factum') en dat de onafgedane ingekomen stukken tot een aparte serie zijn gevormd (nrs. 1260-1271): bij de gebruiker zou de vraag kunnen rijzen op welke datum deze laatste groep dan wel is geborgen. Hoofdstuk I A, getiteld 'Afde lingsverbalen 1798-1800' (p. 71, nrs. 1-253) is onderverdeeld in subrubrieken als 'Gene raal Bureau' en 'Departement van Burgerwapening', maar de nrs. 1-26 zijn niet onder een subrubriek gebracht en vallen zo tussen wal en schip in. De inventarissen van het Comité te Lande en van het Ministerie van Oorlog worden elk gevolgd door een 'Systematische Hoofdenlijst', die op het eerste gezicht lijkt op de ge bruikelijke index op een inventaris, maar dat bepaald niet is. De in de hoofdenlijst ge bruikte trefwoorden refereren nl. niet naar zaken, plaatsen of personen zoals die voor komen in de door de inventarisator gemaakte beschrijvingen, maar ze zijn ontleend aan de destijds door de administratie zelf gemaakte indices. Evenmin is er overeenkomst met het type zaakindex zoals dat de laatste jaren is toegepast door de Provinciale Ar chiefinspectie in Zuid-Holland, waarbij van een serie resoluties in eerste instantie een uitvoerige tafel wordt vervaardigd en aan de hand daarvan een zaakindex, soms in de vorm van één lange alfabetische lijst van trefwoorden, soms primair met een verdeling in een aantal rubrieken c.q. onderwerpen van bestuur of taakonderdelen. Deze laatste variant heeft het voordeel, dat het aantal 'zie' en 'zie-ook' verwijzingen beperkt kan blijven, omdat verwante onderwerpen bij elkaar staan. (Opmerkelijk genoeg is aan de ze waardevolle Zuidhollandse publicaties in het NAB nimmer aandacht besteed: kenne lijk wordt de problematiek rond het maken van nadere ingangen op archieven in de praktijk én bij de opleiding nog altijd onderschat). Van Schie groepeerde de aan de indices van de jaren 1795-1810 ontleende trefwoorden volgens een door hem ontworpen rubriekenschema, 'naar de belangrijkste taken' van [587]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 46