schreef, zè onhandig geredigeerd, dat het bij onze zuiderburen de algemene lachlust zou hebben opgewekt of het nu in het latijn of in de volkstaal is gesteld. De Gregoriaan se hervormingen hebben er door middel van het celibaat voor gezorgd dat de clerici lite rati geen erfelijke kaste konden worden de toekomst is aan de voorlopig nog half of voor driekwart clericaal opgeleide burgerambtenaar, maar een administratieve flater bleef nog eeuwenlang een 'pas de clerc' heten. Als klerk, griffier, dorps-, stads-of gemeentesecretaris, als notaris in kerkelijke of civiele zaken is hij tot de dag van heden geenszins verantwoordelijke voor de beschreven rechtshandeling, hij draagt de verant woording voor wat de middeleeuwer noemde de ratio (dat is de vorm van het stuk), de httera (het schrift), de dictio (dit is de woordkeus) en de sillaba (dit is de spelling). Daar om verschijnt de naam van de middeleeuwse klerk onder de plica van de oorkonde en is nu nog bijvoorbeeld de gemeentesecretaris de mede-ondertekenaar van de gemeentelij ke stukken, die uitgaan van het college van burgemeester en wethouders, en die dus de gemeente naar buiten binden. Hoe stonden nu de lieden, die niet tot de kaste van lees- en schrijfdeskundigen behoor den tegenover de nieuwigheid? Luisterst u dan eens naar de arenga van de stadsrecht oorkonde van Geervliet van 1381 het is maar een voorbeeld: 'Dinghen die werden ghegheven in der tijt niet metter glidinghe der tijt noch vervaren, soe becoemt het wael, dat die donckernes deser ghescriften werden gesterct met oor konde goeder lude Oorkonde, dus getuigenis goeder lude is wel het tegenovergestelde van wat wij zouden verwachten, namelijk hetgeen het door een ouder lid van het geslacht Van Abcoude gegeven, maar nog in echte clericale hand geschreven stadsrecht van Wijk bij Duurstede van 1300 zegt: 'Ne ea que fuerit in tempore, similiter cum tem pore labantur, consuetum est eadum scripturarum memoria perhennari' oftewel zo als op een blinde muur tegenover onze examenkamer in het Maupoleum staat: 'Wie schrijft, blijft'. Nee, Bruunken, de redacteur dan het stadsrecht van Geervliet van 1381 zegt nog: we moeten het van de getuigenverklaringen hebben en vóór de datumformule neemt hij derhalve een getuigenlijst op, de naamlijst van een gezelschap van in de streek vooraanstaande lieden, die de 'donckernes' van het schriftuur konden steunen met ver klaringen zo nodig gestaafd met eden. De klerk Bruunken en zijn opdrachtgever Zweder van Abcoude met zijn leenmannen, staan als exponenten van het vertrouwen in het mondeling getuigenis, aan het begin van een ook elders op het platteland taai volge houden traditie: tot in de tweede helft van de achttiende eeuw kon op het Hof van Put ten in Geervliet voor de bank van ruwaard en leenmannen nog uitsluitend mondeling worden geprocedeerd. Alleen de vonnissen worden opgeschreven; ze hebben evenwel pas rechtsgeldigheid als ze aan het slot van een periodieke zitting luidop zijn voorge lezen en na de volbrenging van een zuiver middeleeuwse ceremonie. Het gerecht trekt met de suppoosten over de brug naar buiten en ten aanschouwe van een ieder werpt de ruwaard een brandende fakkel ter aarde in de hoek bij de kerk, waar nu nog de hardste nen gerechtspaal van het land van Putten staat. Op dezelfde wijze werd in de middel eeuwen volgens de Ordinarius Sancti Martini in de Domkerk het van kracht worden van een kerkelijke ban of interdict voor iedereen zichtbaar gemaakt. Door de invoering van het schriftelijk bewijs werd zelfs de vorst afhankelijk van de lit- teratus, dus voorlopig van een clericus. Het middeleeuws rijm zegt wel: 'Rex illiteratus [500] Banpaal van de ruwaardij van Pulten bij de kerk te Geervliet (Z.H.) Foto A. Bosmans, 's-Gravenhage [501]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 3