3. Opschriften op de tabstroken in de dossiers; opneming hiervan in de dossier inventaris is helaas niet algemeen gebruikelijk. 4. Het magazijnnummer staat doorgaans rechts op de bladzijde, maar als de dossiers op volgorde van de code worden weggezet (dus met tussenruimte voor later af te voeren stukken), dan ontbreken de magazijnnummers. De materiële aanduiding ontbreekt. In de dossierinventaris maakt men in de praktijk geen onderscheid tussen dossiers en in mappen gebundelde niet zaaksgewijs geordende 'stukken betreffende'; men vermeldt uitsluitend zaak of onderwerp van de stukken, die zich in één omslag bevinden; bij splitsing van één dossier betreffende één zaak, vermeldt de dossierinventaris twee map pen. Bijvoorbeeld: 'totstandkoming school x te y', wordt gesplitst in 'ontwerp', 'aan besteding', en 'bouw', of, eenvoudiger, met ingang van een bepaalde datum afgesloten. Niettemin blijft het één zaak, dus één dossier, verdeeld over twee of meer omslagen, die echter in de dossierinventaris apart worden vermeld. Stukken over de financiering van de bouw van de school zullen in het algemeen een apart dossier vormen. Een ander ge val doet zich voor bij bijvoorbeeld de aanvragen voor diverse vergunningen. Ieder geval is uiteraard één zaak, maar uit overwegingen van tijd- en materiaalbesparing voegt men een aantal van deze zaken door tabstroken gescheiden in één map samen. In zo'n geval krijgt men dus bijvoorbeeld 'dossiers inzake verlening van hinderwetvergunningen' in één omslag. Voegt men de stukken chronologisch in één map, dan heeft men geen ver zameling dossiertjes maar een bundel 'stukken betreffende' een bepaald onderwerp. De term verzameldossier vermijde men voor beide gevallen. Het onderscheid is aldus het eerst geformuleerd door H. J. van Meerendonk bij de ope ning van de cursus WA 1979/1980 op 25 april 1979. Het gebruik van de term 'personeelsdossier' is niet aan te bevelen. Zou men het wel doen, dan moet men alle andere dossiers van een voorvoegsel voorzien ('object-, zaak dossiers'). In het voorgaande is er vanuit gegaan, dat de term 'dossier' inderdaad in de eigenlijke beschrijving van de stukken wordt vermeld dus 'Dossier inzake..., 1 (of meer) omslag(en)'. Hiertegen wordt wel aangevoerd dat 'dossier' op de eerste plaats een ma teriële aanduiding is, en een ordeningskenmerk toevoegt, maar juist geen redactionele vorm is, zoals 'brief' of 'notulen'. Men zou volgens die opvatting moeten beschrijven: Stukken betreffende.1 dossier'. Of het om een zaak dan wel een onderwerp gaat, moet dan uit de kwaliteit van de beschrijving blijken. Deze opvatting gaat uit van de ongefundeerde vóór-onderstelling, dat men geen ander kenmerk dan de redactionele vorm in de beschrijving mag vermelden, en de beschrijving ook slechts met de redactio nele vorm mag aanvangen. Het voornaamste praktische bezwaar tegen deze oplossing is het geval dat één dossier over meer omslagen is verdeeld. Men zou dan moeten beschrij ven: 'Stukken betreffende.1 dossier in x omslagen'. [558] Het bezwaar, dat 'dossier' geen redactionele vorm is, maar een materiële aanduiding, is niet erg overtuigend. Ook 'register' heeft een materieel aspekt, en ook verbaal bevat een ordeningskenmerk. Tenslotte: bij de materiële omschrijving moet men geen ordeningskenmerk meer toe voegen. Ook in de Handleiding (par. 86) wordt het onderscheid dossier en bundel behandeld. Deze laat zich er echter niet expliciet over uit, of beide begrippen al dan niet als materië le omschrijvingen mogen of moeten worden gebruikt; maar waarschijnlijk achtten de auteurs dit wel correct. Het geval, dat de stukken betreffende één zaak over méér dan een map verdeeld waren, deed zich toen echter niet of nauwelijks voor. Het begrip 'bundel' wordt in de moderne administratie niet gebruikt. De dossiers uit de Handleiding zijn procesdossiers en stukken die hebben gediend tot een rapport (par. 26), maar een grotendeels volgens het dossierstelsel gerangschikt bestuursarchief kende men toen nog niet. In de dossierinventaris ontbreken voorts verwijzingen naar bescheiden, die zich bevin den in dossiers, in hoofdzaak daterende van na de beschreven periode; deze bescheiden bevinden zich vaak nog in het dynamisch archief. Verwijzingen behoeven in het alge meen slechts te worden aangebracht als er over een vrij lange periode stukken in het meer recente archiefbestanddeel zijn. Men kan verwijzen als volgt: a. Er zijn andere dossiers in het archief betreffende hetzelfde onderwerp; in dit geval kan de verwijzing in een noot. Voorbeeld uit een archief dat de periode 1920-1969 beslaat. j_3 Dossiers inzake de bouw van scholen. 1915-1965. 3 omslagen. N.B. Zie voor de school te Oosterveld (1959-1972) het archief na 1969. 1. School te Noorderveld. 1915-1921; 2. School te Berkenbosch. 1920-1928; 3. School te Zuiderveen. 1938-1941. Is het dossier betreffende de school van 1915-1921 per 1-1-1920 gesplitst en in het jongste gedeelte een verwijzing geplaatst naar het oudste, dan behoeft men de verwij zing niet in de inventaris te vermelden. b. Er zijn geen andere dossiers of andere stukken in het archief betreffende hetzelfde onderwerp; in dit geval gebruikt men blanco-nummers. Voorbeeld uit hetzelfde archief. Kadastrale leggers. 1888-1975. N.B. Zie hiervoor het archief van na 1969. [559]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 32