Inventarisatie van archieven, gevormd volgens het dossierstelsel Werkbesprekingen van docenten ordenen en beschrijven. 1. Inleiding Zowel bij de opleidingen tot hoger en middelbaar archiefambtenaar aan de Rijks Ar- chiefschool als bij de cursus Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V. A.), opgezet in nauwe samenwerking tussen S.O.D. en Rijks Archiefinspektie, wordt aandacht besteed aan de inventarisatie van dossierarchieven. Bij de opleiding van de Rijks Archiefschool gaat het om overgebrachte archieven, bij de V.V.A. om nog bij de administratie berustende archieven, die voor overbrenging ge reed moeten worden gemaakt. De problematiek bij inventarisatie verschilt slechts in zoverre dat bij de nog niet overge brachte archieven ook de (eventueel achterstallige) vernietiging betrokken wordt. Bij overgebrachte archieven is dit doorgaans niet het geval. Teneinde de uniformiteit bij de inventarisatie van dossierarchieven te bevorderen en voorts om een gedeelte van het vakgebied te ontwikkelen, waarmee de Handleiding (1898) zich nog niet bezig kon hou den, heeft een aantal werkbesprekingen plaatsgevonden tussen de docenten ordenen en beschrijven van de Rijks Archiefschool en de docenten van de V.V.A. op 27 maart, 14 juni en 23 november 1979 en op 7 mei en 25 juni 1980. De deelnemers waren de heren Boon, Bordewijk, Hartong, Meeuwissen, Van Meeren- donk, Van Nienes, Otten, Den Teuling, Van de Vegte en Wieland. Tijdens de vergadering van 23 november 1979 werd besloten een samenvatting van het besprokene te publiceren. Deze werd geredigeerd door A. J. M. den Teuling. Wij ho pen hiermee een discussie op gang te brengen. Het betreffende archiefstelsel is het dossierstelsel (zaaksgewijze ordening). Bij de rangschikking van de dossiers volgt men als regel de indeling van de Code-VNG (systematisch gerangschikte onderwerpsomschrijvingen) van de gemeenteadministratie voorafgegaan door cijfercombinaties volgens het decimaal stelsel. De oorsprong van deze decimale indeling ligt in het werk van de Amerikaan M. Dewey, de 'Dewey's Decimal Classification' (DDC, 1876). Van de Franse, door het Institut In ternational de Bibliographie te Brussel onder leiding van Paul Otlet verder ontwikkelde versie hiervan is in 1908 door J. A. Zaalberg in zijn ontwerp voor een archiefcode voor de Nederlandse gemeenten (Decimale Indexz.pl., z.j.) gebruik gemaakt. Hij bewerkte daarin de groepen 351 en 352. Deze is verbeterd in de code VNG (1922). De thans in ge bruik zijnde Basisarchiefcode voor de gemeentelijke, regionale en provinciale admi- [548] nistraties (uitgave VNG 1971, herdruk 1979), is mede gebaseerd op de editie van 1922 en de verder ontwikkelde classificatie van Otlet, n.l. de Classification Décimale Univer- selle (1927-1931), in het Nederlands bekend als UDC. Voor technische diensten van gemeenten verdient ook de code van het NOB1N (Nider) vermelding, terwijl de waterschapsarchieven in het algemeen de code van de Unie van Waterschappen volgen. Een eerste probleem is, dat naast de in dossiers geordende archiefbestanddelen bij de meeste instellingen ook andere dan in dossiers geordende onderdelen voorkomen, bij voorbeeld notulen en financiële bescheiden. De meeste uiteenlopende reeksen beschei den komen voor bij de gemeentesecretarieën. Dit is de reden, dat in het onderstaande verder over de code-VNG zal worden gesproken en ook overigens van archieven van ge meentesecretarieën zal worden uitgegaan. De aard van de problematiek verschilt echter niet van de archieven, waarvoor men andere decimaal genoteerde indelingen heeft ge hanteerd. 2 Archieven gevormd onder beheer van de gemeentesecretaris 2.1 Wat behoort wel, wat niet tot het secretariearchief? Naast de dossiers, die volgens de code-VNG zijn gerangschikt, treft men op de meeste secretarieën aan de agenda's en notulen van de raad en van het college van burge meester en wethouders, agenda's van ingekomen en verzonden stukken, de stukken af komstig van min of meer zelfstandige commissies en van kleinere diensten (luchtbe scherming, distributie), de financiële bescheiden, het bevolkingsregister, de registers van de burgerlijke stand, de kadastrale administratie en tenslotte, verspreid in dossiers of als afzonderlijke collectie, de documentatie. De eerste vraag is, of men zich bij de inventarisatie tot de eigenlijke dossiers moet be perken of ook deze uiteenlopende bestanddelen in principe erbij moet betrekken. De diverse definities van het begrip archief laten er naar het inzicht van de vergadering geen twijfel over, dat behalve de dossiers ook andere bescheiden behoren tot 'het geheel van bescheiden. naar hun aard bestemd om onder dat bestuur of die functionaris te berusten'. (Nederlandse Archiefterminologie (NAT) 53). Dit betekent, dat de notulen van de raad en van het college van burgemeester en wet houders, ambtshalve door of vanwege de secretaris opgemaakt, evenals de gemeentebe groting, -rekening met bijlagen en een gedeelte van de andere financiële administratie, deel uitmaken van het archief, beheerd door de gemeentesecretaris. Aparte behandeling verdient de positie van de ambtenaar van de burgerlijke stand, die voor de inhoud van zijn werk geen verantwoording schuldig is aan de gemeentesecreta ris, maar aan de justitiële autoriteiten van het arrondissement. Het bijhouden van het bevolkingsregister geschiedt meestal door dezelfde functionaris ot hetzelfde bureau, echter wèl als normaal onderdeel van het gemeentelijk apparaat. De konsekwentie van het als afzonderlijk archief beschouwen van de bescheiden van de ambtenaar van de [549]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 27