Rechtsherstel anno 1477?
J. Th. de Smidt
In zijn voorrede tot het werk over de griffie van Hare Hoog Mogenden wijst anno 1885
de latere algemene rijksarchivaris Van Riemsdijk er op, dat wil men de ordening van
een archief begrijpen men dient te zien naar 'de ambtenaren, aan wier werkzaamheid de
vorming van het archief te danken is'. Zelf voegt hij de daad bij het woord door in zijn
beschrijvingen van de archieven van Staten Generaal en die van de Hollandse graven uit
het Henegouwse en Beierse huis alle aandacht te geven aan griffier en commies, aan
klerk en bewaarder der charters1. P. A. Meilink beschreef de voorgeschiedenis van het
Hollandse statenarchief, waarvan het bestaan volgens Jansma voor het najaar van 1462
'bewezen' is2. Wellicht is de landsadvocaat die in 1480 voor het eerst in de persoon van
Barthout van Assendelft ten tonele verschijnt, met de zorg voor dat archief belast ge
weest; de titel advocaat ende conservateur van des lants nyeuwe privilege maakt dat wel
waarschijnlijk. Van het Statenarchief weten wij hoe anno 1462 de kiste mitten brieven
van het Rijnsburgse klooster naar Den Haag verhuisde. Uit veiligheidsoverwegingen
werden de stukken daarna binnen de Delftse veste gebracht. 'Omstreeks 1477, kan men
in elk geval aannemen, waren zij in deze stad geborgen'3. Dat 26 van deze afgedwaalde
schaapjes pas in 1959 uit Delft weer in de Bleyenburgse stal terug werden gebracht, is
een ander verhaal4. Maar als men in de tijd van Karei de Stoute het Statenarchief liever
in urbe dan in pago bewaarde, was men dan niet bang voor het grafelijk archief? J.
Smit vertelt levendig hoe men in de 16e eeuw vanuit het Delftse St. Agathaklooster ad
ministreerde met het georganiseerde perkamenten en papieren geheugen bij de hand5.
Ook hoe men van de wal in de sloot geraakte door de charters vanuit de kelder onder de
raadkamer van het Hof op het Binnenhof naar de Goudse toren te verhuizen, waar ze
door vocht werden geteisterd en bij een vuurtje liefdevol werden gedroogd. Maar dat is
alles 16e eeuw. Juist voor de 15e eeuw laten de geleerden ons in het duister. In dat licht
1 JHR. TH. VAN RIEMSDIJK, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 's-Gravenhage, 1885 en
De Tresorie en Kanselarij van de Graven van Holland en Zeeland, 's-Gravenhage, 1908.
2 P. A. MEILINK, Archieven van de Staten van Holland en de hen opgevolgde gewestelijke
besturen ('s-Gravenhage, 1929) blz. 14; T. S. JANSMA, 'De voorgeschiedenis van de Instruc
tie voor het Hof van Holland (1462)', in Tijdschrift voor Geschiedenis 49 (1934) blz. 450, her
drukt in T. S. JANSMA, Tekst en uitleg (Den Haag, 1974) blz. 126.
3 MEILINK, blz. 2 en 15; JANSMA, blz. 450 noot 5 (herdruk: blz. 127 noot 29).
4- G. WYMANS en J. FOX, 'De oorkondenschat van de graven van Henegouwen. Woord en
wederwoord', in Miscellanea Archivistica 23 (Brussel, 1979) blz. 27.
5 J. SMIT, 'Een bijdrage tot de geschiedenis van het Hollandsche archiefdépöt te Gouda', in
Nederlandsch Archievenblad 33 (1925-26) blz. 141-160.
[322]
bezien, mag aandacht worden gevraagd voor een rechtsstrijd over de vraag wie van de
twee in Den Haag nu vijf eeuwen geleden 's graven archieven beheerde6.
Na het sneuvelen van Karei de Stoute op 5 januari 1477 zijn er voor de Grote Raad nog
al wat procedures gevoerd die wij onder het hoofd 'rechtsherstel zouden kunnen sa
menvatten. Karei had namelijk ambten vergeven aan anderen dan de rechthebbende op
het ambt. Tijdens het leven van Karei was een actie tegen de begiftigde om weer in het
bezit van het ambt hersteld te worden, natuurlijk zinloos. In de Hollandse verlanglijst
aan Kareis dochter aangeboden, staat dan ook dat alsulcke brieven als wijlen hertoge
Philips... gegeven heeft, het zij van officien, hoedanich die wesen mogen... ende nae-
derhant verandert ende ontvreemt zijn geweest bij wijlen onsen voors. heere ende va
der, dat die selve brieven van woerden sullen wesen, ende dat diegeene die deselve brie
fen daeraf hebben... die volkomen possessie of gebruyk daeraf hebben sullen, gelijck
sij hadden bij levenden lijve van den voorscr. hertoge Philips...''Van dit rechtsherstel-
artikel in het Groot Privilege van 14 maart 1477 is gebruik gemaakt. Maar zoals ook na
de tweede wereldoorlog bleek, kan hetgeen voor de één rechtsherstel betekent door de
ander terecht als onrecht worden gevoeld.
Op 31 december 1446 werd door Philips de Goede in de plaats van Jacques Porter die
als kanunnik metterwoon naar Utrecht ging, Dirck Boudewijnsz. van Zwieten be
noemd tot maistre et garde de mon tresorie et de nos chart res et registres de nos pays de
Hollande, Zeelande. Zijn voorganger moet hem overhandigen les clefs de notredict tre
sorie de nosdicts chartres et registresWas de aanstelling tot onsen secretaris, meester
ende bewarer van den register, chartren ende previligien van onsen landen van Holland,
Zeeland ende Vrieslant nog tot onsen wederseggen; in 1450 (oktober 26) werd hem ge-
go nt... sijn leven lang den dienst van den secretarie, meesterscip ende bewairnisse van
den register, chartren ende previlegien9Wanneer Philips deze verdienstelijke dienaar
eind december 1456 benoemt tot raadsheer in het Hof van Holland, dan wordt uitdruk
kelijk deze combinatie van functies gememoreerd metten wedden daertoe dienende™.
Blijkbaar werd de dubbele taak Van Zwieten wat te veel want na 30 juni 1463 staat hij
niet meer op de betaallijst van het Hof. Volgens de gegevens, verstrekt door De Blé-
court zou hij 'zonder wedde aangetroffen zijn' in de jaren 1464-1467, en ook onder Ka-
rel in 1474 en 147511. Heeft Van Zwieten zich onder Karei de Stoute enigszins
6 JC. ANDRIES, Inventaris en beschrijving van de processtukken dossiersbehorende tot de
Beroepen uit Holland, berustende in het archief van de Grote Raad van Mechelen. Algemeen
Rijksarchief Brussel I (nrs. 1-100). Amsterdam, 1964. B(eroepen) H(olland) nr. 3: Bruninck
van Boschusen x Dirk Boudewijnsz. van Zwieten en de P. G. De verschillende processtukken
zijn aangeduid met de letters a-p. Dit dossier is filmrol nr. 5411 van de Gemeentelijke Archief
dienst Amsterdam.
7 Groot Placaet-Boek II, 667; B.H. 3, stuk f.
8 B.H. 3, stuk a; stuk p (3), blz. 5.
9 B.H. 3, stuk b; stuk p (5), blz. 6.
10 B.H. 3, stuk c; stuk p (6), (7), blz. 6, 7.
11 Zie de lijsten van de leden van en van de hooge ambtenaren bij het Hof in A. S. DE BLE-
COURT en E. M. MEIJERS, Memorialen van het Hof (den Raad) van Holland, Zeeland en
West-Friesland van den secretaris Jan Rosa (Deelen 1, II en III). Haarlem, 1929.
[323]