C. R. Schoute, streekarchivaris in de Krimpenerwaard drs A. J. M. den Teuling, provinciaal inspekteur der archieven in Drenthe 1.3.2. Doelstellingen, taken en werkzaamheden van een archiefdienst (nader uitgewerkt in hoofdstuk 2) De kommissie is begonnen de doelstellingen van de lokale/regionale archiefdienst vast te stellen. Kortheidshalve zal in het rapport verder gesproken worden over 'archief dienst'. Vervolgens heeft de kommissie vastgesteld welke de taken van een archiefdienst zijn zo als deze uit Archiefwet en -besluit, alsmede uit de plaatselijke verordeningen voortko men. Daarna werd vastgesteld welke de werkzaamheden van een archiefdienst behoren te zijn. De kommissie is er van uit gegaan dat de dokumentatietaak een onlosmakelijk onder deel vormt van het takenpakket van de lokale/regionale archiefdienst. Deze taak wordt bijna overal door de bestaande gemeentelijke archiefverordeningen en overige regelin gen geregeld. 1.3.3. Omvang van de archiefdienst (nader uitgewerkt in hoofdstuk 3) Sommige werkzaamheden van de archiefdienst kunnen uitbesteed worden aan derden, andere kunnen in samenwerking worden uitgevoerd. Kleine archiefdiensten zijn niet in staat het gehele takenpakket in eigen beheer uit te voeren. Uit een oogpunt van het effi ciënt besteden van de beschikbare gelden is dat ook niet wenselijk. Al naar gelang de grootte van een archiefdienst maakt de kommissie een onderscheid in kleine, middelkleine, middelgrote en grote archiefdiensten. Grote archiefdiensten zijn die diensten die alle werkzaamheden in eigen beheer kunnen uitvoeren. De kommissie heeft zich bezig gehouden met de kleine, middelkleine en middelgrote archiefdiensten. 1.3.4. Toestand bij bestaande archiefdiensten (nader uitgewerkt in hoofdstuk 4) De kommissie heeft gegevens vergaard bij gemeente- en streekarchieven om haar ideeën over taak, werkzaamheden en omvang van een archiefdienst te relateren aan de bestaande praktijk. Getracht is een objektief kriterium te vinden om de grootte van een archiefdienst te bepalen. Dit geschiedde aan de hand van een waardering van de vraag- bepalende elementen (inwonertal, historische stadskern, aantal monumenten) en van de antwoordbepalende elementen (aard en omvang van de te beheren archieven). De som van beiden, door de kommissie genoemd het waarderingscijfer, werd beschouwd als be palend voor de grootte van de archiefdienst. De kommissie is er zich zeer wel van be wust dat het kwantificeren van dit soort gegevens nooit tot een absoluut cijfer kan lei den. Gestreefd is naar het geven van een indikatie van de wenselijke omvang van een ar- achiefdienst in een gegeven gebied in relatie tot aard en omvang van de te beheren ar chieven. Het spreekt vanzelf dat bij ieder bijzonder geval de plaatselijke omstandighe den bij de besluitvorming moeten worden betrokken. Aan de hand van het gevonden waarderingscijfer voor de verschillende archiefdiensten, gedeeld door het aantal daar aanwezige formatieplaatsen voor archiefambtenaren, be rekende de kommissie het aantal punten per formatieplaats. Bij grotere diensten blijkt dit aantal bijna steeds aanzienlijk lager te zijn dan bij kleine. Het bedrag dat per forma tieplaats uitgegeven werd bij de verschillende diensten was betrekkelijk konstant. 1.4. Toepassing van de gevonden waarderingscijfers op de 'witteplekken' (nader uitgewerkt in hoofdstuk 5) 1.4.1. Organisatie Aan de hand van de waarderingscijfers voor de 'witte plekken' en de gevonden aantal len punten per formatieplaats is het mogelijk te berekenen hoeveel formatieplaatsen nodig zijn om te komen tot een redelijk archiefbeheer. Men kan dit opvullen van de 'witte plekken' op verschillende wijzen uitwerken, name lijk: door het oprichten van nieuwe diensten of door het uitbreiden van bestaande diensten. Voor het uitvoeren van sommige taken (vooral op technisch gebied) zullen de nieuw te vormen diensten in het algemeen niet groot genoeg zijn. Men zal dan onderling tot sa menwerkingsverbanden moeten komen. Zowel bij het ontstaan van nieuwe archief diensten als bij het vormen van deze samenwerkingsverbanden kan de provincie organi satorisch en ook financieel stimulerend werken. De kommissie heeft voor het opvullen van de 'witte plekken' een berekening per pro vincie gemaakt van het aantal benodigde formatie plaatsen en de kosten daarvan (Bijla ge VIII). Het is naar het oordeel van de commissie in het algemeen niet wenselijk dat lokale of re gionale archiefdiensten de provinciegrenzen overschrijven. Het uitwerken van een slui tend net van lokale/regionale archiefdiensten is een taak voor de plaatselijke bestuur ders die daarin door de provincie kunnen worden gesteund. Bij de berekening is de kommissie ervan uitgegaan dat een nieuwe dienst niet onmiddel lijk op volle sterkte behoeft te gaan werken; financieel noch organisatorisch is dat wen selijk. Het verdient de voorkeur om op een ruim voldoende draagvlak met een kleine dienst van 2 a 3 man te starten, die dan uit kan groeien tot een middelgrote dienst. Bij de voorbereiding moet een meerjarenplan gemaakt worden, opdat de betrokken bestu ren een inzicht hebben in de te verwachten groei. 1.4.2. Kosten Uit het onderzoek van de kommissie is gebleken dat kleine diensten thans meestal goed koper werken dan grote. Deze goedkoopte is echter schijn: kleine diensten leveren meestal minder service aan de bezoeker/vragensteller. Zij komen dikwijls niet aan do- [4] [5]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 5