Daarmee wordt gesuggereerd dat datum, locatie en getuigen bij elkaar horen. Dat is niet juist: locatie en getuigen horen bij de momenten waarop de testamenten verleden werden en niet bij de momenten waarop de afschriften werden gemaakt. Dit probleem zou ondervangen zijn, als van de testamenten van 1429 mei 10 en 1430 augustus 12 aparte regesten waren gemaakt. Ten aanzien van de regestenlijst van Gemert een paar kleine opmerkingen: Bij regest nrs. 272 en 273 is sprake van het handmerk van Godefridus de Alendorp, geestelijke van Maastricht; als in de middeleeuwen sprake is van een clericus Trajectensis, zoals hier, dan is dat altijd een geestelijke van het bisdom Utrecht3. Bij regest nr. 335 wordt een locatie aangegeven, bij regest nr. 336 niet. De laatste akte is gepasseerd in Gemert. Volgens het regest zou de elect van Luik, n.b. in Gemert, t.o.v. notaris, getuigen en executeurs-testamentair goedkeuring hebben gegeven aan de stich ting van een altaar. Blijkens regest nr. 338 doet hij dat opnieuw vijf dagen later en aan deze tweede goedkeuring hangt hij zijn zegel. Zonder twijfel is de tekst van regest nr. 336 onjuist. Vermoedelijk hebben de executeurs-testamentair voor het door hen gestichte altaar goedkeuring verzocht aan de elect. In het onderschrift van de notaris is dan ook sprake van fundatorum ordinatio, fundatio, bonorum resignatio, dotatio et mortificatio (i.e. het doen van rechtsafstand) en niet van approbatio of iets dergelijks. Zeer interessant is de vergelijking van de manier waarop Brokken en Lindemann re gesten maken, met de wijze waarop J. Grauwels regesten maakt van dezelfde oorkon den in het archief van de commanderij Oudenbiezen, bv. regest nr. 6a Gemert: G oor- kondt dat hij bevestigt; en regest nr. 62 Oudenbiezen: G bekrachtigt. Persoonlijk prefe reer ik de constructie Grauwels. In theorie sluit de constructie Brokken/Lindemann waarschijnlijk beter aan bij de tekst van de oorkonde, maar de kortere wijze is beter leesbaar. Tenslotte nog een paar opmerkingen over de indexen. Die op het archief van de com manderij Gemert is gemaakt door G. J. P. Toonen, die op het archief van de comman derij Vught door een ongenoemde, vast niet door Kappelhof. Dat in de laatste index Nicolaus Hoyberchs van Bladel twee keer voorkomt is niet erg, zonder kruisverwijzing echter wel lastig, zeker onder de H. Maar dat onder Buscoducis, Johannes Cousmeker de nog drie andere notarissen schuil gaan, vindt ik eigenlijk al te gek, zeker als de drie niet genoemde notarissen nergens anders in de index figureren. Het is jammer dat bij de inventaris Vught geen index op de aardrijkskundige namen is gevoegd. Het verband tussen inv.nrs. 407 en 295 en inv.nrs. 411 en 262 was dan zeker naar voren gekomen. Nu staan deze stukken (nrs. 407 en 411) in de afdeling, waarvan het verband met de archieven van de Duitse orde te Vught niet is gebleken. De index van Gemert wordt uitvoerig verantwoord. Dat onder Ro(e)ver (pag. 450) Dirc en Theodericus niet zijn samengevoegd is conform de verantwoording maar blijft merkwaardig. Wat ik ook niet begrijp is de volgorde der functies onder de voornaam Johannes (pag. 427), kennelijk Brabant, Cuyck, Gemert, Luik, Megen, etc. en onder de voornaam Wilhelmus (pag. 465), kennelijk burggraaf, deken, heer, hertog, in- 3 Deze verkeerde vertaling komt buiten het 'bisdom Utrecht' helaas vaker voor, bv. in de inven taris van het archief van het Kruisherenklooster Sint Agatha bij Cuyck, regest nr. 377, waar een clericus te Maastricht als notaris in Luik optreedt. [56] vestiet, priester, proost en zoon. Tot slot een grapje van Brokken en Lindemann: op pagina X (inleiding), noot 41 en 42 en elders citeren zij ene E. H. J. Paquay. Het geciteerde boekje is in het rijksarchief in Limburg te Maastricht te raadplegen. E. H. J. betekent: de Eerwaarde Heer Jan. In het begin van deze recensie heb ik gesteld dat de inventarisatie er zijn mag, geslaagd is. Toch ben ik haast niet opgehouden kritiek te leveren. In de eerste plaats: er is in- het verleden zo gehannest met deze archieven4, dat het überhaupt een wonder is dat er nog een systeem in te brengen viel. In de tweede plaats is het schrijven van deze recensie oneindig veel gemakkelijker dan het vervaardigen van deze inventarissen. Ten derde zou ik aan een werkelijk slechte inventaris niet zoveel aandacht willen besteden. Tot slot geloof ik dat ik naar fouten heb gezocht. Caspar van Heel. 4 Jammer is dat de stukken de regelmatige verhuizingen niet altijd ongeschonden hebben doorstaan: op inv.nr. 336, regest nr. 164 bv. staan twee stempels van het rijksarchief in Lim burg (1926) en n.b. drie stempels van het rijksarchief in Noord-Brabant (1974). Between People and Statistics. Essays on Modern Indonesian History Presented to P. Creutzberg. Redactie-commissie Francien van Anrooy, Dirk H. A. Kolff, Jan T. M. van Laanen en Gerard J. Telkamp. Uitgegeven bij Martinus Nyhoff B.V., 's-Gravenhage (1979). Gepubliceerd onder auspiciën van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam. 316 blztabellen en grafieken, f 39,50. Zoals de ondertiteling heeft aangegeven omvat deze bundel een aantal bijdragen, zowel in het Nederlands (11) als in het Engels (9) gesteld, handelend over onderwerpen uit de moderne geschiedenis van Indonesië en waarvan het merendeel in het teken staat van de sociaal-economische historie. Een twintigtal historici heeft het bereiken van de vijfen zeventigste verjaardag door Mr. P. Creutzberg in december 1979 aangegrepen om tot de samenstelling van de hiervoor aangekondigde bundel over te gaan, om hun dank baarheid te betuigen dat zij naar zijn voorbeeld werkzaam zijn op het gebied van de nieuwe Indonesische geschiedenis. Te meer verheugend is daarom de verschijning van deze tweetalige bundel, die in de eerste plaats het resultaat weergeeft van een deel van het hedendaags toenemend aantal onderzoeken en anderzijds de geschiedschrijving in internationale context plaatst. Al met al een bijdrage vormend om de lacune te willen vullen. In het kader van deze boek bespreking is het niet doenlijk om iedere bijdrage de revue te laten passeren en ik heb gemeend te kunnen volstaan met hierna één bijdrage te bespreken, met dien verstande dat de overige niet als minder gekwalificeerd mogen worden, t.w. 'De kontroleur G. K. van Hogendorp (1844-1879): een enthousiast statisticus' door Dirk H. A. Kolff. (blz. 175-206). In zijn verhandeling betoont Kolff zich een kundig gids met veelzijdig ar tistiek inzicht. Studies als deze lopen soms het gevaar al te esthetisch uit te vallen. Kolff laat de lezer ook kennismaken met enkele bestuurstechnische- en economische facto ren, die vaak een verrassende invloed hebben. Uit de aanwezigheid van het overvloedi- [57]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 31