se kerkelijke instellingen. Het is voor de inventarisator van nu vrijwel onmogelijk uit te maken tot welk archief een dergelijk testament moet behoren. Dat Kappelhof een keu ze gemaakt heeft stemt tot tevredenheid, maar ik had zo graag willen weten op grond waarvan inv.nrs. 244, 252, 254 en 268 terecht gekomen zijn in het archief van de St. Lambertuskerk en inv.nrs. 320, 322, 329, 370, 373 en 387 in het archief van de H. Geest, terwijl beide instellingen aan al deze oorkonden rechten ontlenen. Of zijn het toch de dorsale notities die de inventarisator het inzicht gaven tot welk archief deze stukken gerekend moesten worden? Als dat zo is, blijkt dat onvoldoende. Aan het eind van de inleiding Vught blijkt Kappelhof wat gestoeid te hebben met jaarstijlen. Afgezien van de onmogelijkheid voor de lezers van de inventaris om noot 51 te controleren slechts de door de inventarisator opgeloste datum wordt vermeld staat voor mij niet onomstotelijk vast dat de kerststijl werd gebruikt: in alle in noot 51 genoemde oorkonden is de jaardagstijl niet uitgesloten. Het notariaat gebruikte in ge heel Europa ten noorden van de Alpen kerststijl of jaardagstijl (zie o.a. tegenstrijdig F. Luschek, Notariatsurkunde und Notariat in Schlesien (Weimar 1940) 88, 89 en P.-J. Schuier, Geschichte des Südwestdeutschen Notariats (Bühl 1976) 268-271). Aan het lijstje in noot 51 wil ik toevoegen regest nr. 84 ter (dat was terecht eerst 82 bis, zie bij inv.nr. 322), 1432, 10e indictie, eerste jaar van paus Eugenius IV (dat laatste is een fout van de notaris, de kroning van deze paus vondt 11 maart 1431 plaats) en vooral regest nr. 205, 1526 december 30 (dat staat in de oorkonde zelf), 13e indictie, derde jaar van paus Clemens VII. Dit duidt dus op de datum 1525 december 30, waarbij het incar natiejaar kennelijk de kerststijl volgt en de indictie kennelijk jaardagstijl. Ingewikkeld. Ik sluit me bij Kappelhof en Van Bavel aan dat jaarstijlen grondig onder zocht dienen te worden (pag. 22), maar archivarissen zouden dit onderzoek kunnen sti muleren door behalve een opgeloste datum ook de dateringselementen in het regest- hoofd te vermelden. Met een bepaald type oorkonde heeft Kappelhof grote moeilijkheden gehad en de oplossing die hij gekozen heeft is niet juist. Het betreft de inventaris nrs. 264 en 265, 273 en 274, en 395 en 396. De beschrijvingen in inv.nrs. 264, 273 en 396 beginnen met: Transsumpt, geïnsereerd in (respectievelijk) nr. 265, 274 en 396. Bij onderzoek blijkt dit juist te zijn, echter de nrs. 264 en 265 zijn één stuk en verdienen dus niet meer dan onder één inv.nr. beschreven te worden. Hetzelfde geldt voor de beide andere tweetal len inv.nrs. Het zijn alle drie akten van notarissen, die in opdracht van de officiaal van Luik het protocol van een overleden notaris hebben overgenomen, door de officiaal ge machtigd zijn uit dat protocol grossen te vervaardigen, en die vervolgens op verzoek van deze of gene een dergelijke grosse leveren. Het voert misschien wat ver in een recensie, maar ten aanzien van deze drie charters wil ik trachten een betere beschrijving te geven, echter belangrijk verkort: 264. Testament van Peter Loekaert en zijn echtgenote Aleid, 1452, grosse 1455. 1 charter (regest nrs. 105 bis, 107 en 108) 265. vervallen. 273. Testament van Nicolaas Brabans, 1487, grosse 1510. Met een afschrift van de grosse (2e helft 18e eeuw). 1 charter en 1 stuk (regest nrs. 139 bis, 163 en 166) 274. vervallen. [54] 395. Testament van Nicolaas Brabans, 1487, grosse 1492. 1 charter (regest nrs. 139 bis, 150 en 151) 396. vervallen. En de daarbij behorende regesten: 105bis. 1452 augustus 22 Notaris Johannes Eyckman oorkondt dat Petrus Loekaert en zijn echtgenote Aleydis testeren. afschrift (1455 juni 10) in regest nr. 108. 107. 1454 september 20 De officiaal van het bisdom Luik draagt notaris Engbertus Fabri alias de Palude op, uit het protocol van wijlen notaris Johannes Eyckman grossen te maken voor hen die daarom vragen. afschrift (1455 juni 10) in regest nr. 108. 108. 1455 juni 10 Notaris Engbertus Fabri alias de Palude geeft als commissaris van de officiaal van het bis dom Luik een grosse van het testament van Petrus Loekaert en zijn echtgenote Aleydis. oorspr. (inv.nr. 264) met insertie van regest nrs. 105 bis en 107. Met het signet van de notaris. Hoewel het zegel van de curie van Luik wordt aangekondigd, is dat er niet aan bevestigd geweest. 139bis. 1487 november 5 Notaris Henricus de Poynenborch oorkondt dat Nicolaus Brabans testeert. a) afschrift (1492 december 3) in regest nr. 151; b) afschrift (1510 februari 28) in regest nr. 166; c) afschrift (ca. 1750) (inv.nr. 273). 150. 1492 oktober 3 De officiaal van het bisdom Luik draagt notaris Henricus van der Loe de Oesterwijck op, uit het protocol van wijlen notaris Henricus de Poynenborch grossen te maken voor hen die daarom vragen. afschrift (1492 december 3) in regest nr. 151. 151. 1492 december 3 Notaris Henricus van der Loe de Oesterwijck geeft als commissaris van de officiaal van het bisdom Luik een grosse van het testament van Nicolaus Brabans. oorspr. (inv.nr. 395) met insertie van regest nrs. 139 bis en 150. Met het signet van de notaris. 163. 1504 januari 3 Dit regest is correct a) afschrift (1510 februari 28) in regest nr. 166; b) afschrift (ca. 1750) (inv.nr. 273). 166. 1510 februari 28 Ook dit regest is in principe correct. a) oorspr. (inv.nr. 273) met insertie van regest nrs. 139 bis en 163. Met het signet van de notaris. b) afschrift (ca. 1750) (inv.nr. 273) Een ander probleem waarmee Kappelhof heeft geworsteld zijn de regest nrs. 77, 78 en 81: latere afschriften van testamenten door de assistent in de St. Lambertuskerk van Vught. Bij alle drie regesten wordt een locatie en een opsomming van getuigen gegeven. [55]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 30