Gemeenschappelijke regelingen die de provinciale grenzen overschrijden zijn in het al gemeen minder gewenst, zowel om historische als om bestuurlijke redenen. 5.2.4. Het in samenwerkingsverband verrichten van werkzaamheden Verscheidene werkzaamheden van archiefdiensten lenen zich ervoor in samenwerkings verband te worden uitgevoerd. (Zie 3.1.). Afgezien van incidentele samenwerking kan men voor bijvoorbeeld archiefrestauratie, fotografie, dokumentatie, inspektie en der- gelijken tot samenwerkingsverbanden komen. Gezien de mogelijk onderling verschil lende organisatiewijze van de deelnemende archiefdiensten verdient de privaatrechtelij ke overeenkomst hier de voorkeur. Uit de praktijk is duidelijk dat kostbare ondernemingen als het stichten en draaiend houden van een restauratiewerkplaats alleen in samenwerking voor kleinere diensten bereikbaar is. Om de dan toch nog hoge lasten bij de besluitvorming begrijpelijk te ma ken moet men bereid zijn de kosten van werkzaamheden die de eigen dienst niet kan uitvoeren toch op de begroting te brengen. Zeker in het geval van restauratie en mikro- verfilming kan het niet-uitvoeren van de taak niet alleen uitstel van onderhoud en ver hoging van kosten betekenen: het kan zelfs leiden tot verlies van de stukken zelf. Van uit een oogpunt van efficiënt beheer verdient het vermoedelijk de voorkeur zo'n ge meenschappelijk atelier bij één van de deelnemende archiefdiensten onder te brengen. Zoals gezegd onder 1.4.2. zou de provincie bij dit soort initiatieven stimulerend kunnen werken, zowel organisatorisch als financieel. 5.3. Toepassing van de gevonden gegevens (Zie 4.4. en bijlagen VII en VIII) Bij de toepassing van de gevonden gegevens op de 'witte plekken' op de kaart is de kommissie er van uit gegaan dat de kleinst mogelijke archiefdienst bestaat uit 2 archief ambtenaren en een andere funktionaris. Per formatieplaats wordt als maximum 15 punten gerekend, als streefgetal 7,5. Dat wil dus zeggen dat men een regio met een waarderingscijfer van 15 tot 30 punten een kleine archiefdienst van 2 formatieplaatsen kan toedenken. Een bedrag van 110.000.tot 130.000.per formatieplaats (1977) is een goede kostenindikatie. Dat betekent dat een kleine archiefdienst 220.000.— tot 260.000.— per jaar zal kosten. Uiteraard een zeer globaal cijfer, sterk afhankelijk van aanwezige ruimte, even tuele nieuwbouw, etc. Aan de hand van het totale waarderingscijfer van de gemeenten zonder archivaris is per provincie een berekening gemaakt van de personele en financië le gevolgen van het stichten van archiefdiensten. Gegevens betreffende de archieven van waterschappen zijn onvoldoende beschikbaar. Deze zijn dan ook niet bij de berekening betrokken. 5.4. Organisatorische en financiële begrenzing Wij hebben gezien dat een werkbaar geheel verkregen wordt bij diensten met een pun tental per formatieplaats van 7,5. De kleinste dienst heeft twee formatieplaatsen, zodat het laagste waarderingscijfer waarbij men een dienst kan stichten op 15 gesteld kan worden. Wij hebben echter ook gezien dat bij diensten van 5 of meer formatieplaatsen in de hui dige toestand het aantal punten per formatieplaats nog later ligt dan 7,5. Bij die diensten wordt meer werk gemaakt (en terecht) van de dokumentatietaak en inspektie. Het komt de kommissie dan ook voor dat het de voorkeur verdient om bij het opzetten van nieuwe diensten te streven naar een eventueel uitgroeien tot een dienst met 5 of meer archiefambtenaren. Een gunstig draagvlak (organisatorisch) zal dan liggen bij een regio met een waarderingscijfer van 37 of meer. Zo'n dienst kan starten met een bezet ting van drie man en later uitgroeien aan de hand van een meerjarenplan. Voor grotere gemeenten met weinig archivalia van vóór 1813 blijkt een archiefdienst eveneens nood zakelijk. De nadruk ligt bij die gemeenten op de dokumentatie (door de snelle groei is vaak de topografische dokumentatie van groot belang) en de bestudering van de recente geschiedenis, de inspektie en edukatieve werkzaamheden. De benedengrens van zo'n gemeente is te stellen op 60.000 inwoners. Wij hebben gezien dat de kleinste archiefdienst 220.000.tot 260.000.per jaar gaat kosten. De kosten per inwoner bewegen zich in de praktijk tussen 5.en 10.per jaar. Het lijkt dus redelijk te stellen dat een gemeente of gemeenschappelij ke regeling minstens tussen de 25.000 en de 50.000 inwoners moet hebben om zich een eigen archiefdienst te kunnen veroorloven. 5.5. Verkaveling van archivistisch Nederland (Zie bijlage VIII) De kommissie meent te moeten konkluderen, dat er geen met archiefdiensten ingevulde kaart van Nederland is te leveren. De plaatselijke verhoudingen, de aanwezigheid van archiefdiensten in de direkte omgeving, omvang en aard, alsmede staat van ordening van archieven, evenals de potentiële vraag, verschillen daarvoor te zeer. Aan de hand van het hier ontwikkelde waarderingssysteem en de aangeduide ruimtelij ke, organisatorische en financiële begrenzingen en met in acht neming van plaatselijke verhoudingen en gegevens is het mogelijk om per provincie een indeling voor te stellen. Augustus 1979 [19] De kommissie. [18]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 12