4.3.2. Streekarchiefdiensten (Zie bijlage VI) Er zijn vijf streekarchiefdiensten bekeken; vier liggen er in Noord-Brabant, waar dit in stituut het eerst en het volledigst is ontwikkeld. Twee van de vijf (Land van Cuyk en Krimpenerwaard) bezitten een centrale archiefbewaarplaats. Naar het oordeel van de kommissie is dit de uiteindelijk enig wenselijke organisatievorm; dit in verband met de service aan de bezoekers (een steeds geopende studiezaal met een ambtenaar en een bi bliotheek) en een efficiënte bedrijfsvoering (geen konstant heen- en weer trekken, hulp middelen, waaronder de bibliotheek, steeds ter beschikking, etc.). Het aantal punten per formatieplaats ligt hier tussen de 11 en 27. Rekenen wij de twee diensten met slechts één archiefambtenaar niet mee dan komen wij op 11 tot 14 punten per plaats. De indruk is dat streekarchiefdiensten mager bezet zijn. 4.4. Gevonden gegevens Uit het voorafgaande kunnen wij drie gegevens afleiden die wij kunnen toepassen op de 'witte plekken' op de Nederlandse kaart: Het waarderingscijfer (Zie 4.2.1.). Voor een gegeven gebied met een gegeven archief bestand kunnen wij dit uitrekenen. Het aantal punten per formatieplaats (Zie 4.2.2.) Het aantal punten per formatieplaats mag ten hoogste 15 bedragen, een behoorlijk streefgetal is 7,5. De kosten per formatieplaats (Zie 4.2.3.) Deze liggen (1977) over het algemeen tussen 110.000.— en 130.000.—. De kosten die per hoofd van de bevolking worden gemaakt, worden sterk beïnvloed door de huisvestingskosten (veelal sterk bepaald door het stichtingsjaar van het ge bouw; immers een afgeschreven gebouw is goedkoper dan een pas gesticht gebouw). 5. TOEPASSING VAN DE GEVONDEN GEGEVENS OP DE 'WITTE PLEKKEN' 5.1. Lagere overheden zonder archiefdienst Lang niet alle lagere overheden laten hun archieven beheren door een archivaris in de zin van de Archiefwet 1962. Vooral bij de kleine gemeenten en de waterschappen is dit het geval. De grote steden met omvangrijke historische archieven zijn alle al van archiefdiensten voorzien. Kleinere historische steden zijn nog lang niet alle 'verzorgd'; hoeveelheid en belang van hun archieven lopen sterk uiteen. Men vergelijke de gegevens over de stadjes in Gelderland en Zeeland met die in Groningen, Drente en Overijssel. De kleine steden in Utrecht, Noord-Brabant en Limburg zijn van archiefdiensten voorzien, voorzover er belangrijke archieven van voor 1813 zijn. In Noord- en Zuid-Holland zal de situatie niet anders zijn. [16] Wat de jongere archieven betreft (1813-circa 1930) zijn de problemen niet overal even groot. In sommige provincies zijn talrijke archieven geordend (bijvoorbeeld in Lim burg), in andere provincies zijn belangrijke gedeelten van gemeentearchieven van ver nietigbare stukken ontdaan. Op weer andere plaatsen moet nog vrijwel alles aan de 19e eeuwse archieven gebeuren; zie I.3.4.1) Bij bestaande archiefdiensten is vaak een hoeveelheid gedeponeerde archieven aanwe zig, voornamelijk van partikuliere instellingen afkomstig. Het aanwerven van dergelij ke archieven gebeurt in streken zonder archivaris wel door de rijksarchivaris in de pro vincie. Aangezien dit rapport is bedoeld als een instrument bij de besluitvorming die nodig is om deze 'witte plekken' van een behoorlijk archiefbeheer te voorzien, zal allereerst een uiteenzetting gegeven worden van de organisatorische mogelijkheden om tot een slui tend net van archiefdiensten te komen. Vervolgens wordt globaal aangegeven hoeveel personen en geld daarmee gemoeid zullen zijn. 5.2. Mogelijke organisatievormen Voor het invullen van de 'witte plekken' zijn verschillende organisatievormen denk baar: geheel nieuwe diensten of uitbouw van bestaande diensten. 5.2.1. Geheel nieuwe diensten a. Grotere gemeenten kunnen zich zelfstandig van een archiefdienst voorzien. b. Gemeenschappelijke regelingen tussen gemeenten en inliggende waterschappen. 5.2.2. Uitbouw van bestaande diensten a. Uitbouw van bestaande gemeentelijke archiefdiensten tot gemeenschappelijke rege lingen (Voorbeeld: Zierikzee). b. Uitbreiding van bestaande gemeenschappelijke regelingen met nieuwe gemeenten en waterschappen (Voorbeeld: Krimpenerwaard). c. Bilaterale privaatrechtelijke overeenkomsten tussen centrumgemeente en kleinere randgemeente (Voorbeelden: Alkmaar en St. Pancras, Rotterdam en Capelle a/d IJssel). De juridische vorm hierbij is: in bewaringgeving, met onkostenvergoeding. 5.2.3. Ruimtelijke begrenzing Bij het vormen van gemeenschappelijke regelingen dient men bij voorkeur de histori sche grenzen en verbanden in het oog te houden. Daar archieven als uiting van een plaatselijke kuituur zijn te beschouwen, acht de kom missie het een juist uitgangspunt, dat plaatselijke archieven ook in zo klein mogelijke streekverbanden worden beheerd. In het belang van de raadpleegbaarheid zouden wel die vestigingsplaatsen verkozen moeten worden, die al een centrumfunktie hebben. Ook vervoersmogelijkheden kunnen hierbij een rol spelen. 1 Evenals bij de rijksarchiefdienst zie pag. 11 van het jaarverslag over 1977 van de rijksar chiefdienst is de achterstand in inventarisatie bij de lagere overheden erg groot. Tot nog toe zijn exacte gegevens over de omvang van de inventarisatieachterstand bij de lagere overheden niet bekend. [17]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 11