Het geheel der particuliere archieven dccumeniatie- centra archief diensten bibliothe ken Bovenstaand diagram geeft bij benadering de situatie weer van het geheel der par ticuliere archieven in ons land. Voor zover ze niet meer bij de oorspronkelijke ei- genaien berusten kan men deze archieven, of fragmenten ervan, aantreffen op bi bliotheken, archiefbewaarplaatsen, documentatiecentra en zelfs op musea. Zij ma ken daar echter een gering deel uit van het totale bestand en er is zeker op biblio theken en musea weinig mankracht ter beschikking om z'ch met de ordening van deze bescheiden bezig te houden. Binnen het totaal van de op zo'n instelling aan wezige verzamelingen vertegenwoordigen zij trouwens in zekere zin een vreemd element. \an oudsher was men daarom selectief in het opnemen van dergelijke be scheiden, zelden werd een archief als geheel geaccepteerd. Men koos eruit wat men waardevol achtte en niemand bekommerde zich om het restant. De verspreide bewaring van stukken die eens een geheel vormden heeft voor de onderzoeker grote bezwaren, al wordt dat niet altiid onderkend: van stukken waar van men het bestaan niet vermoedt wordt het gemis immers amper gevoeld. Dat het onderling verband van stukken een historisch gegeven is, waaruit conclusies zijn te trekken, is men pas laat gaan beseffen. Het is voor het eerst binnen het ar chiefwezen geformuleerd, en wel ten aanzien van overheidsarchieven. Dit inzicht heeft daar later ook de behandeling van particuliere archieven ingrijpend beïnvloed, zodat deze tegenwoordig door archivarissen als één geheel worden verworven en beschreven. Van verspreid geraakte archieven tracht men de bestanddelen weer bij een te brengen en de oorspronkelijke toestand te herstellen1; wanneer dit niet meer mogelijk is, dan worden in de inventaris de elders berustende stukken toch vaak vermeld2. Voordat ik nader op de consequenties hiervan inga wil ik aan de hand van een voorbeeld laten zien dat deze opvatting pas langzamerhand veld won. Omstreeks de eeuwwisseling was het nog mogelijk dat een archivaris het archief van het huis Hardenbroek een dusdanige aderlating liet ondergaan dat vee! stukken die men in een dergelijk archief zou verwachten daarin nu niet meer te vinden zijn. Dit ar- Zie bv. de inleiding op de inventaris van het archief van de Cannenburg, door R. War- tena (Arnhem, 1969). Zie bv. de inventaris van I. H. van Eeghen van het familie-archief Backer (Amster dam, 1954). [282] chief lag in 1892 in volslagen wanorde op het huis. De toenmalige eigenaar, Gijs- bert Carel d'Aumale baron van Hardenbroek, wilde daar wat aan doen en hij wist de Utrechtse archivaris Samuel Muller Fz te bewegen orde in de chaos te scheppen, zodat hij een hanteerbaar familiearchief zou overhouden. Hij zou dan van Muller willen vernemen welke bestemming hij aan de uit liet archief te verwijderen stukken kon geven. Deze opdracht, die in feite neerkwam op het reduceren van een huis archief tot een familiearchief, werd door Muller aanvaard, nadat hij zich bij een vluchtige beschouwing ervan had vergewist dat de daaraan tc besteden tijd en moeite verantwoord waren. De aanblik van bijvoorbeeld een cartularium uit het Agnietenklooster in Rhenen en van 16e-eeuwse rechtsboeken van Putten was een krachtige stimulans de baron ter wille te zijn3. In het voorjaar van 1896 arriveerden daarom zeven reusachtige koffers op de Drift, weldra gevolgd door een achtste vol 'verwarde charters'4. Zij bevatten een deel van het huisarchief Hardenbroek, waarvan de eigenaar eerst stukken had afgescheiden die volgens zijn mening zeker tot het familiearchief be hoorden. Zonder zich te bekommeren over wat er op het huis was achtergebleven ging Muller met zijn gewone voortvarendheid te werk en hij kon al op vier juni van dat jaar aan de eigenaar een lijst overleggen met aanbevelingen over de bestem ming van de archivalia uit de eerste zeven koffers. Deze lijst, waarvan een minuut in de correspondentie van de rijksarchivaris berust5, bevat 78 globale beschrij vingen van archiefbestanddelen, elke beschrijving gevolgd door een aanbeveling, waarvan hier een paar voorbeelden: "Scheurpapier. Aan te bieden aan het Haagse rijks-archief". "Zeldzaam. Aan te bieden aan het arch'ef van Amsterdam". "Curieus. Aan te bieden aan den heer Pauw van Wieldrecht". De stukken die Muller wilde afscheiden kan men grossomodo in drie categorieën onderscheiden, te weten: 1. Stukken die de neerslag vormden van het vervullen van overheidsfuncties. Hier onder vielen sententieboeken van de leenkamer van Putten, door Statenleden ver vaardigde indices op resoluties, beschrijvingsbrieven, gedrukte plakkaten, enz. Lang niet alles was even waardevol, maar het nam wel veel plaats in. De baron was daar om blij dit deel van het archief kwijt te zijn. Het Algemeen rijksarchief en het rijksar chief in de provincie Utrecht waren de twee grootste afnemers van deze categorie. 2. Stukken van verwante families. De zeven koffers bevatten vrij veel pakken met testamenten, boedelpapieren en wapenboeken van de Van Matenesses, Van Aes- wijns. De Beaumonts en andere families. Muller had niet zoveel belangstelling voor dit soort stukken, waarin hij voornamelijk genealogisch materiaal zag. Hij deed het voorstel om de meeste pakken naar de Hoge Raad van Adel te zenden, waar zij inderdaad welkom bleken te zijn. Enkele pakken gingen naar elders; zo kreeg het 3 RAU, rijksarchief, nr. 25, d.d. 10.9.1892, 14.9.1892 en nr. 25 d.d. 31.7.1893, 24.10.1893. 4 VROA 1896,366 5 RAU, rijksarchief, nr. 29, d.d. 4.6.1896. [283

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 6