Mercator in atlasvorm uit het Maritiem Museum 'Prins Hendrik' te Rotterdam
(1961). Uit zijn samenwerking met Mr. S. J. Fockema Andreae ontstond de 'Ge
schiedenis der Kartografie van Nederland van den Romeinschen tijd tot het midden
der 19de eeuw' ('s-Gravenhage 1947), een boek, dat naar het oordeel van Prof. Dr.
Ir. C. Koeman baanbrekend mag heten, al is het thans op verschillende punten ver
ouderd3. Aan 'Jacob van Deventer, keizerlijk-koninklijk geograaf' heeft de heer
van 't Hoff een monografie gewijd ('s-Gravenhage 1953).
Tijdens het rijksarchivariaat van Mr. B. van 't Hoff was de rijke kaartenverzameling
van het Algemeen Rijksarchief min of meer verweesd, doordat een beheerder van
academisch niveau ontbrak. Dit bracht mee, dat menigmaal zijn advies werd in
geroepen, als er een vraag of probleem met betrekking tot de kaartenverzameling
aan de orde kwam, ook al strekten zijn ambtelijke bevoegdheden zich merkwaardig
genoeg niet over de kaarten uit4. Aan de Rijks Archief School heeft de heer van
't Hoff les gegeven in het beschrijven van kaarten, voor elke archivaris een klein,
maar onmisbaar onderdeel van de vaardigheden, waarover hij dient te beschikken5.
Om op de Derde Afdeling van het Algemeen Rijksarchief terug te komen: naar De
venter voorbeeld organiseerde Mr. B. van 't Hoff hier de indicering van de oude
doop-, trouw- en begraafboeken van Zuid-Holland. Van de klappers, die zo tot
stand kwamen, wordt nog dagelijks een intensief gebruik gemaakt.
De heer van 't Hoff was een beminnelijk man, die vele relaties en tal van goede
vrienden had. Soms kwam het tot gezamenlijke publicaties. Zo met Dr. W. J.
Formsma en Mr. S. J. Fockema Andreae (alreeds vermeld). Als een vroeger voor
beeld van vruchtbare samenwerking kan worden genoemd: 'Honderd jaar Over-
ijsselsche geschiedschrijving' door Mr. B. van 't Hoff en Gerh. J. Lugard Jr. (De
venter 1935). Buiten collega's en vakhistorici was er sedert hun gemeenschappelijke
studententijd te Amsterdam een hechte vriendschapsband tussen Mr. B. van 't Hoff
en Mr. Jan den Tex. Toen de heer den Tex zich op een gegeven ogenblik bij zijn
vriend Van t Hoff aanmeldde met de mededeling, dat hij als amateur een geschied
kundige studie wilde aanvatten, en naar een onderwerp informeerde, dat hiervoor
in aanmerking zou komen, bracht de heer van 't Hoff hem onder het oog, dat een
verantwoorde, op de authentieke bronnen gebaseerde levensbeschrijving van de
landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt in kringen van historici al sedert lang een
3 Prof. Koeman heeft inmiddels de kartografische verdiensten van Mr. B. van 't Hoff
in het licht gesteld. Zo juist is deze bijdrage van zijn hand verschenen in: 'Kartogra-
fisch Tijdschrift' jaargang V, no. 3, 1979, blz. 4-5. Er is geen bibliografie van de kar
tografische publicaties van de heer van 't Hoff aan toegevoegd, zoals ik aanvankelijk
van de auteur meende te hebben begrepen.
4 Vgl. B. van 't Hoff 'De kaartenverzameling van het Algemeen Rijksarchief' in: 'Ne
derlands Archievenblad' 65ste jrg.-l961blz. 49-75.
5 Vgl. B. van 't Hoff 'Regels voor het beschrijven van kaarten in archieven' in: 'Ne
derlands Archievenblad' 57ste jrg.-l952-1953, blz. 58-68; bedoeld als bijdrage tot een
nieuwe Handleiding.
[276]
onvervulde wens was. Zo is de heer van 't Hoff de initiator geworden van de groots
opgezette Oldenbarnevelt-biografie van Mr. Jan den Tex, die de auteur een eredoc
toraat heeft opgeleverd.
Gezelschapsmens als hij was heeft Mr. B. van 't Hoff zich altijd sterk aangetrokken
gevoeld tot het verenigingsleven en hij heeft in tal van besturen zitting gehad: van
de Vereniging van Archivarissen in Nederland, van de Vereeniging tot beoefening
van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, de Geschiedkundige Vereniging 'Die Ha-
ghe', het Centraal Bureau voor Genealogie, het Genootschap voor Napoleontische
Studiën.
De vereniging, die het meest aan de heer van 't Hoff te danken had, was stellig de
Historische Vereniging voor Zuid-Holland onder de zinspreuk 'Vigilate Deo Con-
fidentes'. De heer van 't Hoff heeft deze vereniging in 1947 met enkele medestan
ders opgericht. Hij is haar eerste voorzitter geweest. Lang voordat anderen voor dit
denkbeeld rijp waren, heeft hij het inzicht gehad, dat zij tot een vereniging voor heel
Holland verdiende uit te groeien, doch zijn stem was aanvankelijk als die eens roe
penden in de woestijn6. Ingewijden weten maar al te goed, dat hevige tegenwerking
hier jaren lang een gezonde ontwikkeling in de weg heeft gestaan. Het moet de heer
van 't Hoff een grote voldoening zijn geweest, toen het tijdschrift 'Holland' sedert
1959 als wegbereider voor de vereniging van die naam kon fungeren, en het bij de
aanvang van 1974 in zijn toenmalige woonplaats Gorssel te mogen beleven, dat de
nieuwe vereniging, waarvoor hij zo lang tevergeefs had gepleit, de barensweeën
overwon.
Zoals de verdiensten van Mr. B. van 't Hoff van regeringswege werden erkend door
zijn benoeming tot Officier in de orde van Oranje-Nassau, zo deed de Historische
Vereniging voor Zuid-Holland dit in de vorm van een fraai Delfts wandbord. Be
zoekers weten, dat het een ereplaats in zijn woonkamer innam.
Contacten met buitenlanders heeft de heer van 't Hoff als die op zijn weg kwamen
altijd op hoge prijs gesteld. Menigmaal maakte hij zelf een reis naar het buiten
land, soms met een heel bepaald doel voor ogen: zo een reis naar Zwitserland om
genealogisch onderzoek te doen naar de familie Henny, een reis naar Engeland om
nasporingen te verrichten in het particuliere archief van de hertogen van Marlbo
rough in Blenheim Palace, een reis naar Wenen om daar de beroemde atlas van
Laurens van der Hem in ogenschouw te nemen7.
6 Reeds in 1958 bracht het maandblad 'Noordholland' in de 3de jaargang op blz. 200-
205 een artikel van Mr. B. van 't Hoff over de Historische Vereniging voor Zuid-
Holland onder de zinspreuk 'Vigilate Deo Confidentes' met een opwekking aan de
Noordhollanders om in hun provincie een soortgelijke vereniging op te richten.
7 De reis naar Zwitserland leidde tot een boek: 'Bijdrage tot de genealogie van het ge
slacht Henny' door Mr. B. van 't Hoff (Zutphen 1939). De reis naar Engeland diende
ter voorbereiding van de eerder genoemde uitgave van de tussen Marlborough en
Heinsius gewisselde brieven.
[277]