voegdheden, 's-Gravenhage 1977, p. 50-71. Dit werk wordt naast het handboek van
De Monchy tegenwoordig als standaardwerk beschouwd. Mijns inziens terecht stelt
Lutters (p. 64) dat de wetgever niet uitgaat van een verdeling van takenpakket,
waarbij bepaalde taken als het ware rechtens aan bepaalde bestuurslagen toevallen,
maar uit overwegingen van doelmatigheid de taken verdeelt; men zou daaraan in
tussen kunnen toevoegen, dat behalve de doelmatigheid ook de decentralisatiepo//-
tiek een rol kan spelen (waarbij doelmatigheid en politiek geen tegenstrijdige groot
heden behoeven te zijn).
De juistheid van Lutters' opvatting blijkt mijns inziens voldoende uit bijlagen van
zijn boek (p. 255-343), waarin hij een bewonderenswaardig groot aantal admini
stratieve wetten doorlicht op diverse acpecten, waarbij ook de taakverdeling tussen
de bestuurslagen aan de orde komt; de Archiefwet ontbreekt hierbij (hij schijnt
overigens wel de Archiefwet, maar niet het besluit te kennen, p. 113/114, dit ter
zijde).
Als parallellen voor een intensief provinciaal toezicht op of bemoeienis met ge
meentelijke taken noemt Lutters o.a. de ruimtelijke ordening (p. 258, een gemeen
telijk bestemmingsplan moet passen in een provinciaal streekplan, dat niet in een
rijksplan behoeft te passen, al is het wel aan goedkeuring onderhevig); de Wegenwet
(p. 280; gedeputeerde staten stellen de gemeentelijke legger van openbare wegen
vast); de Wet ambulancevervoer (p. 307); de Woonwagenwet (p. 312); voorts
speelt de provincie een centrale rol bij herindeling van gemeenten. Vele van deze
taken zijn gedeeltelijk met het archieftoezicht vergelijkbaar.
Dat de wetgever ook bij de 'verdeling' van het archieftoezicht uitsluitend utilitaire
overwegingen heeft gebruikt, hoop ik aan te tonen.
Daarvoor is allereerst nodig, in te gaan op de thans voorkomende vormen van toe
zicht op archieven.
Mijns inziens kan men thans drie vormen onderscheiden:
1 De interne controlefunctie.
2 Het bestuurlijke toezicht op een lagere bestuurslaag.
3 Het toezicht door de medebelanghebbende, toekomstige beheerder.
1 De interne controlefunctie: het toezicht heeft als doel, het doelmatig functione
ren van het beheer van de beleids- en historische informatie, vervat in de archie
ven (dynamisch en statisch), alsmede de materiële veiligheid ervan te bevorderen.
Deze functie wordt uitgeoefend door de algemeen rijksarchivaris ten aanzien
van de rijksarchieven, en onder de bevelen van gedeputeerde staten door de pro
vinciaal inspecteur ten aanzien van de provinciale archieven. In beide gevallen
is het toezicht gedefinieëerd als het toezicht oP de zorg, dit is de bestuurlijke
verantwoordelijkheid voor verordeningen, financiën, personeel en materiële
voorzieningen in de ruimste zin.
Een belemmering voor de algemeen rijksarchivaris is, dat het archiefbesluit (ar
tikel 53) het toezicht op naleving van de regels van het Besluit post- en archief
zaken voor de rijksadministratie 1950, Stb. K. 425 uitdrukkelijk uitsluit. Nu kan
f 304]
men onmogelijk de zorg toetsen, als men het beheer niet in de beschouwingen
mag betrekken en in de praktijk ondervangt de rijksarchiefinspectie de uitslui
ting dan ook door niet de naleving van 'K. 425' te controleren, maar het onder
deel beheerstoezicht te definiëren als toezicht op de resultaten van het beheer'
(zie H. J. van Meerendonk, het toezicht op het beheer en de zorg, inleiding, 21
april 1978 op de studiedagen 1978 van de Vereniging voor documentatie en ad
ministratieve organisatie S. O. D. p. 46). De juistheid van deze opvatting wordt
onderstreept door de mededelingen van de staatssecretaris in de Eerste Kamer
(Hand. I 1959/1960, p. 2319). De Archiefraad in het advies nr. 101 betreurt de
beperking eveneens, overigens niet omdat hier de belangen van de toekomstige
beheerder (de archivaris) in het geding zijn, zoals de vier gemeentelijke inspec
teurs schijnen te bedoelen (p. 116 onderaan), maar wel degelijk om een goed
functionerend beheer van de beleids- en historische informatie te waarborgen.
Dit neemt niet weg, dat de algemeen rijksarchivaris natuurlijk wel belang heeft
bij goed beheer van de nog niet overgebrachte rijksarchieven. De Archiefzorg
te laten vervallen (verslag 1976, p. 35, paragraaf Begeleiding archiefbeheer, 1ste
alinea).
De beperking in de uitoefening van het toezicht op het beheer als onderdeel van
het toezicht op de zorg bestaat niet ten aanzien van het toezicht op de zorg voor
de provinciale archieven, dat wil zeggen de provinciaal inspecteur oefent toezicht
uit op de zorg waaronder het beheer mede is begrepen.
De veronderstelling van de vier gemeentelijke archiefinspecteurs, dat de wet
gever uit onachtzaamheid in artikel 22 van de Archiefwet 'zorg' heeft geschre
ven, maar beheer' heeft bedoeld, vindt geen grond in de stukken. De staats
secretaris heeft zich bij de behandeling juist verzet tegen de opmerkingen, dat
ook de gemeentearchivaris toezicht op de zorg moest krijgen toegedeeld (Hand. II
1959-1960, 2031-2032), omdat er een 'hiërarchieke' orde moest zijn in het pro
vinciale en gemeentelijke toezicht. Als de wet "zorg" gebruikt, wordt "zorg" be
doeld.
Het onderscheid toezicht op zorg/toezicht op beheer is slechts ingevoerd, om
dat men geen dubbel toezicht op de zorg kan hebben (Hand. I 1959-1960, p.
2318), bij het toezicht door de provinciaal inspecteur op de provinciale archie
ven is dat onderscheid niet nodig en de wettekst vermeldt dan ook 'zorg'.
Het tweede type toezicht is het bestuurlijke toezicht van een hoger op een lager
bestuursniveau. Hier is geen sprake van het belang van een toekomstig beheer
der, uitsluitend van een waarborg van goed en veilig beheer van zowel beleids-
als historische informatie, zowel waar het de belangen van de betreffende be
sturen als die van 'de burger' aangaat.
De geschiedenis van dit toezicht gaat terug tot de periode voor 1848, toen de
gemeentelijke huishouding voor een belangrijk deel door het provinciaal bestuur,
meer speciaal de Gouverneur des Konings werd bepaald, tenminste voor de
plattelandsgemeenten. Ook na 1848/1851, toen het onderscheid stad en platte
land uit de wet was verdwenen, vindt men in de gemeente- en de provinciale
[305]