zoeker terecht. Tenminste als hij toestemming heeft om stukken jonger dan 30 jaar in te zien. Die toestemming wordt meestal wel verleend aan "serieuze wetenschappe lijke onderzoekers" (wie of wat daaronder ook mag worden verstaanDe ambtenaren zijn hierbij als volgt geïnstrueerd: "De aanvrager die goed geïntrodu ceerd moet zijn, dient een schriftelijk verzoek te richten om documenten over een bepaald onderwerp te mogen inzien". Het is de Secretaris-Generaal die in overleg met de beleidsdirectie beslist over toestemming aan de onderzoekers. Persoons dossiers en stukken over nog levende leden van het Koninklijk Huis krijgt men niet in handen. Ik meen evenwel te kunnen zeggen dat Buitenlandse Zaken een royaal toelatingsbeleid voert. Al tien jaar geleden kostte het een gevorderd student niet meer dan een formele aanvrage om materiaal over de interne discussies over de heroriëntering van het Nederlandse standpunt t.a.v. een europese politieke gemeen schap in 1952 (ten tijde van de opvolging van Stikker door Beyen en Luns en in ver band met de conferentie van Luxemburg op 8, 9 en 10 september 1952) ter beschik king te hebben. Het proces van beleidsvoorbereiding, inclusief de aarzelingen, mis verstanden en tegenstellingen konden toen dus al 15 jaar na dato worden gevolgd en bestudeerd. En om een ander voorbeeld te kiezen: het Ministerie van Defensie kent eveneens een ruim toelatingsbeleid. Stukken over de Europese Defensie-Ge meenschap zijn niet onbereikbaar. Na deze informatie over de formele regelingen en de vigerende praktijk ben ik eigenlijk terechtgekomen bij meer inhoudelijke aspecten, waarover ik een enkele opmerking wil plaatsen. Waarheen dient de onderzoeker over de Nederlandse hou ding ten aanzien van de Europese samenwerking na 1945 zich het eerst te begeven en wat mag hij verwachten? Indien men zich omtrent de regeringspolitiek wil oriënteren en zonder de betekenis van de "forces profondes" te onderschatten is het toch l'Homme d'État die in deze dingen uiteindelijk de beslissende duw geeft, of dat juist niet doet komt men snel terecht in het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar worden alle buitenlandse verdragen en overeenkomsten gecoördineerd. Het is te betreuren dat op de archiefstukken van BZ een inventaris ontbreekt. De agendering van de in- en uit-gaande stukken biedt geen aanknopings punt voor een verwijssysteem, omdat niet alle originelen of minuten een agenda nummer kennen. Interne nota wisseling ten departemente valt hier niet onder, terwijl b.v. de stukken van de Europese organisaties meestal een eigen nummering hebben. Werken met agendanummers is niet mogelijk, zodat de stukken met datum en schrij ver of geadresseerde vermeld moeten worden. Aan de hand van de stukken echter kan men de Nederlandse benadering zeer goed reconstrueren. De Jaarboeken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bevatten betrekkelijk weinig dat interessant is voor de gespecialiseerde historicus. Additioneel of meer gedetailleerd onderzoek kan noodzakelijk zijn in het archief van het Ministerie van Economische Zaken, waar een inventaris beschikbaar is. Beschei den over de algemene politiek tot 1957 en over de buitenlandse economische be trekkingen tot 1967 zijn reeds overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief. Ook in het gemakkelijk toegankelijke Ministerie van Landbouw en Visserij kunnen be scheiden betreffende de voorgeschiedenis van de EEG, met name over de land- bouwintegratie worden aangetroffen. Misschien dat een enkele gespecialiseerde onderzoeker in het archief van het Ministerie voor Volksgezondheid en Milieu hygiëne voor die vroege periode vóór 1955 belangstelling voelt voor het dossier over de rheumatiek-bestrijding in Europa of over de onvermijdelijke kwestie van erkenning van diploma's van artsen met een grenspraktijk of, in het kader van de Westeuropese Unie, voor de aanbevelingen voor de revalidatie van minder validen. Belangrijker materiaal bijvoorbeeld over de Europese Defensie-Gemeenschap kan men aantreffen in het Archief van het Ministerie van Defensie: een globale inhoudsopgave is daar aanwezig. Primair materiaal derhalve voor de beleidsvor ming. Ter completering zal men de delen Handelingen van de Staten-Generaal raadplegen en ook enkele opiniebladen, want in afwijking van de traditionele gedesinteresseerd heid van de Nederlander voor de buitenlandse politiek (daarin zou pas in de jaren '60 en in verband met ontwikkelingen rond de Europese kernbewapening verande ring komen) bestond er toen een levendige interesse in de Europese eenheidsbewe ging en prikkelde het Nederlandse parlement de regering tot een minder afwachtende houding. Brochuurtjes en periodieken van politieke partijen kunnen voor een thematische tu Jie van belang zijn, maar voor de grote lijn waarschijnlijk niet. De archieven van •Ie politieke partijen zijn niet zonder meer toegankelijk, maar het zou wel eens kun nen tegenvallen wat daarin voor ons onderwerp schuilt. Aangezien Nederland in de betreffende periode door kabinetten voor rooms-rode signatuur werd geregeerd, ligt het voor de hand tenminste de archieven van de Katholieke Volkspartij (berustend in het Katholiek Documentatie Centrum van de Nijmeegse universiteit) en van de Partij van de Arbeid (berustend in het Internationaal Instituut voor Sociale Ge schiedenis te Amsterdam) te raadplegen. Voorts doet men er goed aan contact op te nemen met het Parlementair Documentatie Centrum aan de Rijksuniversiteit te Leiden, dat onder leiding van professor N. Cramer de politieke elite van Nederland onderzoekt. Eveneens van belang is het Studie- en Documentatie-centrum Neder landse politieke partijen onder directie van professor I. Lipschits te Groningen alsmede het Centrum voor de Parlementaire Geschiedenis van Nederland na de Tweede Wereldoorlog onder leiding van professor F. Duynstee (universiteit van Nijmegen). Van de archieven van de vakbeweging lijkt niet heel veel te verwachten. Eerder moet men zoeken in de verslagen en jaarredes van de Kamers van Koophandel van Amsterdam en Rotterdam, hoewel dat niet veel werkelijk nieuwe gegevens oplevert: indicaties en algemene trends moeten de onderzoeker op het spoor zetten. Wie on bekend materiaal zoekt doet er verstandig aan zich in verbinding te stellen met enkele multinationale bedrijven (AKZO/AKU, Unilever, Philips), met de Staats mijnen en niet te vergeten de Nederlandse Bank. Toegang tot hun archieven te krijgen is niet gemakkelijk, maar het is gebleken dat men niet bij voorbaat op een categorische weigering hoeft te stuiten. IJveraars voor Europese eenheid Nederland heeft na de oorlog een opmerkelijk sterke Europese Beweging gekend oefenden in enkele partijen en naar de pu- [71] [70]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 41