wie ik tijdens het seminar kennismaakte, bezocht ik ook de "vaults", de in de ber
gen uitgehouwen bewaarplaats. Wij werden er rondgeleid door Grayson Butler,
assistent van de manager Eric Ericsson. Indrukwekkend was het fotolaboratorium,
waar honderden films per dag ontwikkeld en afgedrukt worden en waar ook van
de negatieffilm kopieën worden gemaakt t.b.v. de "branch librairies". Bij het af
drukken heeft men de keus tussen afdruk op zilvernitraatbasis of op polyesterba
sis. De laatste is veel goedkoper, maar minder houdbaar, en wordt alleen voor ge
bruik in de library toegepast. Het afdrukken op polyesterbasis kan bij daglicht ge
schieden, dus niet in een donkere kamer.
De depots zijn schitterend. Er zijn er zes, elk met een capaciteit van ruim 885.000
rollen film, overeenkomend met 25 miljoen delen a 300 pagina's. Van de zes de
pots is er nog maar 1 gevuld met microfilms, een ander wordt gebruikt voor de
archieven van de kerk, een derde voor seismografisch onderzoek; men heeft dus
nog voldoende ruimte voor de toekomst. De natuurlijke temperatuur in de be
waarplaats is 57-58° F ca 14° C), met een vochtigheidsgraad van gemiddeld
45%.
Ook hier viel weer op de grote toewijding waarmee de LDS hun werk doen. Ge
dreven door het geloof verrichten ze een hoeveelheid werk die verbazingwekkend
is. Amerikanen maken lange werkdagen, maar de LDS doen er nog een schepje
bovenop. In de "vaults" werd zelfs de lunchpauze benut voor scholing in genea
logische en religieuze onderwerpen.
Overal is het even schoon (op de Brigham Young University worden lange haren
en spijkerbroeken niet getolereerd). Zoals bekend gebruiken de LDS geen alcohol,
tabak, thee en koffie. Dat daarvoor ook wel eens compensatie wordt gezocht be
grijpt men bij binnenkomst in de universiteit, waar een omvangrijke "candy bar"
allerlei soorten snoepgoed verkoopt.
De dagen in Salt Lake City en omgeving zijn plezierig en leerzaam geweest: ple
zierig door het prettige contact met vele LDS (waaronder nogal wat immigranten
uit Nederland), leerzaam door de nadere kennismaking met de Genealogical So
ciety waarmee het Nederlands archiefwezen reeds zo lang en zo vruchtbaar heeft
samengewerkt.
F. C. J. Ketelaar
SUMMARY
During a visit to Salt Lake City (U.S.A.) in August 1976 the author acquainted him
self with the work of the Genealogical Society of the Church of Jesus Christ of
Latter Day Saints (Mormons). He describes the set-up of the Genealogical Library,
the extensive microfilming programme, the vaults in the mountains, the usage of
automatic data processing and the yearly Priesthood Genealogy Seminar.
[90]
Computer en Clio
Er is een aantal onderling samenhangende problemen, waaraan door archivarissen
incidenteel wel gesleuteld wordt, maar waarbij de greep op de materie nog in
hoge mate schijnt te ontbreken. Die problemen zijn: Hoe moeten de grote archief
bestanden, zoals het notarieel, worden geïndiceerd? Hoe daarbij in te spelen op
de eisen van de wetenschappelijke onderzoeker? En hoe de computer te betrekken
in de ontsluiting van de grote series?
De heer J. V. Th. Knoppers, Killam Fellow aan de McGill Universiteit te Mont
real (Canada) is bij de voorbereiding van zijn proefschrift, "Dutch trade with Russia
from the time of Peter I to Alexander I", met de genoemde problemen indringend
geconfronteerd geweest, zoals bleek tijdens een aantal door hem gegeven gast
colleges op 1 en 4 november 1976 in het Academiegebouw van de Leidse Univer
siteit. De toepassingsmogelijkheden van de computer voor het historisch onderzoek
zijn ten zeerste afhankelijk van de wijze waarop archivarissen hun bronnen toe
gankelijk maken. Dat is het ervaringsfeit door de heer Knoppers geconstateerd
bij zijn bezoeken aan archieven. De archiefdiensten van Amsterdam, Haarlem en
Rotterdam waren om de eerder aangeknoopte contacten voor deze colleges speciaal
uitgenodigd. Dr. Knoppers, het Nederlands prima beheersend, is een geestig spre
ker die, dankzij een grote deskundigheid op het gebied van het kwantitatief -
historisch onderzoek, er in slaagde de voor buitenstaanders altijd zo ongrijpbare
computer-problematiek inzichtelijk te maken. Op 1 november waren de colleges
duidelijk bedoeld als een eerste inleiding voor aankomende historici. De vraag, of
de Computer met Clio tot een vruchtbaar huwelijk zou kunnen komen, kreeg een po
sitief antwoord. Gewezen werd op het, sinds de zestiger jaren ook in Nederland,
steeds toenemend aantal historische proefschriften op basis van kwantitatieve onder
zoekingen. Desondanks moesten de Leidse historici erkennen, dat hun Universiteit
in dit opzicht niet vooraan liep.
Voor de archivarissen was het college van 4 november het meest relevant. Het
ging over het concrete punt van indicering van bij voorbeeld notariële archieven
volgens een werkwijze die verwerking met de computer mogelijk maakt. Aan de hand
van twee modellen ontleend aan een bevrachtingscontract en een inschrijving in een
galjootsgeldregister werd de codering en verwerking van gegevens, zodat ze voor
invoer in de computer gereed zijn, geconcretiseerd. De heldere uiteenzetting van
dr. Knoppers stelde iedereen in de gelegenheid de zaak tot het eind toe te volgen.
Dat bleek bij de zeer levendige en langdurige discussie, waaruit overigens ook
[91]