naar de kosten telkens opnieuw te stellen en heeft men de plicht zich te confor meren aan de vernieuwing van methodes en disciplines die de voortschrijdende wetenschap en techniek met zich meebrengen9. Er is sedert de laatste jaren een nieuwe trend waarneembaar in de lexicologie. De geografische ruimte waarin een woord voorkomt, het moment waarop en de con dities waaronder een woord van betekenis of nuance wisselt, de frequentie waar mee een woord verschijnt, het bijzondere van een voorbeeld, zijn zaken die mo menteel de lexicoloog na aan het hart gaan. De verlangens van de hedendaagse linguïstiek t.a.v. de lexicologie veronderstellen een enorme documentatie, die evenwel uitsluitend door de moderne techniek gegeven kan worden10. Versnelde voltooiing van het WNT, men begrijpe mij goed, dient men niet in de automatisering te zoeken, daarvoor is de onderneming te ver gevorderd. Waarom toch moet het WNT zo nodig snel voltooid worden? Het WNT moet snel voltooid worden in de eerste plaats omdat het miljoenen verslindt die bij een efficiëntere planning en besteding een lexicografisch rendement kunnen garande ren dat dat van het WNT verre overtreft. Met andere woorden: van de minimaal dertig miljoen die nog zeker nodig zijn om het BW/T-huidige-opzet te voltooien en naar ik verwacht zal het benodigde bedrag eerder in de buurt van de 50 a 60 miljoen liggen kan men met inschakeling van "hard werkende slaven" (computers) ongetwijfeld een ander wetenschappelijk woordenboek maken. Daar bij komt zoals prof. G. Zoutendijk in het januarinummer van Computable schreef, dat wanneer we computers gaan gebruiken, we gedwongen worden veel beter na fe denken over wat we doen; we gedwongen worden tot systematisering en stan daardisatie. We moeten ons echter wel realiseren dat de grotere omvang van het materiaal de ontwikkeling van speciale beoordelingstechnieken nodig maakt. Immers, niet ieder citaat uit een miljoenencollectie kan gehonoreerd worden. Uit het oog mag niet worden verloren dat een woordenboek gebaseerd op een woordarchief, niet meer is dan een representatieve selectie en geen thesaurusachtig karakter mag hebben. In de tweede plaats moet het WNT voorlopig voltooid worden, omdat het, door de grote investeringen die het vraagt, de uitbouw en de ontwikkeling van het INL dreigt te belemmeren en zelfs naar de achtergrond te schuiven. Terecht is de grootste zorg van het Bestuur de voltooiing van het Woordenboek, maar om deze negentiende-eeuwse erfenis nog eens meer dan dertig jaar zijn stempel zo indrin gend als tot nu toe te laten drukken op de lexicologische evolutie van de komen de decennia, zou een onvergeeflijke achterstand in vergelijking met andere inter nationale lexicologische centra kunnen betekenen11. Naast deze twee belangrijke zaken zijn er nog andere overwegingen die het nood- 9 Cf. P. G. J. van Sterkenburg, Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands. Voorafgegaan door enige aspecten uit de geschiedenis van de Nederlandse Lexicografie; p. XXXVII, Groningen 1975. 10 Cf. P. G. J. van Sterkenburg, Nederlandse Lexicologie in stellingen; in: De Nieuwe Taalgids 69, 14-15 [1976], 11 Zie het in noot 9 geciteerde werk p. XXXVIII. [168] zakelijk maken om het WNT binnen een nu te bepalen termijn te voltooien. Ik noem er nog twee: 1. de elementaire uniformiteit in bewerking en de gelijkmatig heid van het materiaal zijn afwezig in het WNT en zullen dat blijven door de lan ge bewerkingstermijn; 2. het WNT identificeert de Nederlandse lexicografie met historische lexicografie en bevordert de eigentijdse lexicologie niet; wij souperen de kredieten van het nageslacht door de beschrijving van het eigentijds Nederlands achterwege te laten ten gunste van de beschrijving volgens verouderde methoden en inzichten van het historisch Nederlands. Sedert twee jaar is er een tij-wisseling merkbaar binnen de gevestigde Nederland se lexicologie. Over de versnelde voltooiing van het WNT bestaan twee uitgespro ken meningen: 1. er is een groepering die bespoediging van het WNT bepleit volgens de tradi tionele opzet met aanpassing van de termijn. Ik noem deze groep voor de dui delijkheid maar de traditionalisten; 2. er is daarnaast een groepering die bespoediging voorstaat door het stellen van een termijn en de aanpassing van de methode aan de termijn. Laten wij deze groep de hemelbestormers noemen. Zowel traditionalisten als hemelbestormers hebben een groot aantal argumenten gemeen om de versnelling te bewerkstelligen. Men zoekt oplossingen in het organi satorisch vlak (benoeming van een hoofdredacteur, produktienorm van anderhalve aflevering per redacteur per jaar, herstructurering van de opleiding tot redacteur, moderne wijze van materiaal verzamelen bijv. xerox) en men zoekt oplossingen in het wetenschappelijk methodologisch vlak (erkenning dat WNT een historisch en geen synchroon woordenboek is). Verreweg de meeste versnellingsmogelijkheden liggen op het terrein van de nog te behandelen afleidingen en samenstellingen. Hierover zijn binnen het INL de me ningen evenwel sterk verdeeld. Het nieuwste geluid dat in dit verband te horen is, is afkomstig van mijn collega W. de Clerck, redacteur aan het WNT. In een recente publikatie stelt hij helder en overtuigend dat "tijdwinst alleen bereikt kan worden, wanneer de redacteur het bronnenmateriaal niet in zijn geheel hoeft door te nemen, te interpreteren, te structureren enz." Welke woorden of trajecten komen nu voor een beperkte bewerking in aanmer king? De Clerck ziet 2 categorieën waarbij dit mogelijk is: 1. de omvangrijke groep van afleidingen of samenstellingen, gevormd met het prefix uit-, ver-, vol- e.d. in combinatie met een werkwoord (uitbrokkelen) of naamwoord (ver-aanschouwlijk) als grondwoord. Het grondwoord is in de meeste gevallen reeds grondig in het WNT behandeld en de gebruiker zelf kan een duidelijk inzicht krijgen in de betekenis van een groot aantal dergelijke af leidingen of samenstellingen op basis van de reeds afgedrukte bewerking van het prefix en het grondwoord; 2. ook bij afleidingen en samenstellingen met vogel, volk, vreemd, vriend, vrouw, vrucht, vuur, wapen, water, wereld, werk enz. [169]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 5