Varia Streekarchivariaat in het Kwartier van Oisterwijk. In december 1975 werd be gonnen met het uittypen van de inventaris van het archief van Berkel-Enschot en zo een begin gemaakt met de uitvoering van het besluit om de verschillende ar chiefinventarissen uit te geven. In verscheidene gemeenten werden verpondingskohieren geïndiceerd. De archiva ris publiceerde weer een aantal studies, waaronder het boekje Berkel-Enschot in oude ansichten en een herdruk van de Geschiedenis van Udenhout. In de verschillende gemeentehuizen brachten 99 (v.j. 86) archiefbezoekers in to taal 132 (v.j. 122) bezoeken. Tentoonstellingen in archieven De Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht hield van 21 mei tot 3 juli 1976 de ten toonstelling Recht en Slecht, een registratie van misdaad en straf in de stad Utrecht 1550-1575. Deze werd begeleid door een geïllustreerde catalogus, waar in de lijst van de 139 tentoongestelde voorwerpen wordt voorafgegaan door drie waardevolle artikelen1. Mejuffrouw S. K. Hazemeijer beschreef de ontwikkeling van temporaliteit tot dwangburcht. Mr. drs. J. C. Andries, A. Graafhuis, mevrouw drs. M. N. Hesselink en ir. M. ten Hoopen behandelen misdaad en straf in de stad Utrecht in de tweede helft van de 16e eeuw aan de hand van het register van criminele sententies van het gerecht 1550-1570 en de criminele informaties van de schout 1555-1577. Drs. J. A. L. de Meyere vertelt tenslotte iets over de rechts bronnen, in het bijzonder met betrekking tot de criminaliteit in de 16e eeuw. De Gemeentelijke Archiefdienst Zwolle begon op 14 juni 1976 een tentoonstel ling over het Zwolse stadhuis in de loop der eeuwen2. Reeds in de 14e eeuw be vond zich het Raethuys op de plaats van het huidige stadhuis. In 1822 werd be sloten tot een ingrijpende verbouwing. Nadat rond 1900 allerlei stadhuisplannen gemaakt waren, begon architect Konijnenburg in 1962 het ontwerp, dat zou re sulteren in de definitieve bouw van een nieuw stadhuis, dat in 1976 werd ge opend. Uiteindelijk kon een groter gedeelte van de oude bebouwing gespaard blij ven dan tevoren was voorzien. 1 Zie ook het artikel van A. Graafhuis over Utrechtse criminele zaken in de 16de eeuw in Spiegel Historiael van mei 1976 blz. 274-282. 2 Volgens het jaarverslag over 1975 van de Gemeentelijke Archiefdienst van Zwolle zal het educatieve werk stop gezet moeten worden, juist nu de definitieve tentoonstel lingszaal gereed gekomen is. Tot deze maatregel is besloten omdat de achterstand bij het inventariseren ondanks alle inspanningen in dit opzicht in plaats van ingelopen juist vergroot wordt. [236] Proefschrift op microfiches Op 17 juni 1976 promoveerde de heer W. R. Veder aan de Rijksuniversiteit te Utrecht tot doctor in de letteren op een proefschrift, getiteld Het Scaliger Pateri- kon, Deel I, Linguïstische, paleografische en structuerele beschrijving. De delen 2 (tekst in facsimile, transcriptie en Engelse vertaling) en 3 (indices) verschijnen in oktober en december 1976. Het proefschrift heeft tot onderwerp het manuscript nr. 74 uit de verzameling van Joseph Justus Scaliger (1540-1609) in de Universiteitsbibliotheek te Leiden: een perkamenten codex van 200 folia, geschreven aan het einde van de i3e eeuw in Noordwest-Rusland, wellicht in de omgeving van de stad Polock aan de Dvina. Het is een miscellaneacodex, door de schrijver als stichtelijke lectuur voor mon nikscel of kloosterbibliotheek samengesteld uit een rijke keur van oudere hand schriften; het bevat o.a. een Paterikon (een verzameling van verhalen over en uit spraken van de vaders van het Christelijke monnikendom, de Hl. Antonius en zijn volgelingen, samengesteld vóór 1076 uit de Slavische vertalingen van verschillen de Griekse verzamelingen) en een rijke collectie van oorspronkelijke Slavische pre ken van de Hl. Clemens van Ohrid (f916) en Johannes de Exarch van Bulgarije (10e eeuw). Dit manuscript is waarschijnlijk al vóór de 15e eeuw buiten Rusland beland en in 1609 tesamen met de 207 overige, voornamelijk Latijnse en Griekse, manuscripten van Scaliger in de bibliotheek van de Leidse Universiteit terechtge komen. waar het door een speling van het lot verborgen bleef zelfs voor de meest vooraanstaande onderzoeker van de Slavische Paterika, Prof. Nicolaas van Wijk (t 1941). Omdat het manuscript nooit de kans heeft gekregen om kapotgelezen te worden of ten prooi te vallen aan brand, oorlogsgeweld of overstroming, is het nu het best geconserveerde Slavische manuscript van voor de 14e eeuw. De betekenis van zulk een goed bewaard handschrift voor de Russische paleo grafie is evident. Het is echter van uitnemend belang ook voor de Oudrussische taalkunde (er zijn uit het gebied van Polock voor de 14e eeuw maar drie vrij kor te teksten bekend) en vooral voor de Oudrussische en Oudslavische letterkunde: het is het enige manuscript van zo grote ouderdom dat een vrij nauwkeurig beeld onthult van de boeken, waaruit de schrijver zijn teksten putte, en de manier waar op hij de teksten behandelde. De vorm van het proefschrift van de heer Veder is uniek, nl. de combinatie van enkele pagina's introductie in gedrukte vorm, die samen met microfiches in een omslag zijn gebrocheerd. Deze publicatievorm, waarvoor het College van Bestuur van de Universiteit op 3 oktober 1974 zijn toestemming gaf, is gekozen omdat zij de uitgave betaalbaar houdt en omdat er geen oplage is, die uitgeput kan raken wanneer er grote belangstelling voor ontstaat. Voor Nederland, en wellicht voor de gehele wereld, is het de eerste keer dat een proefschrift alleen uitgegeven wordt in de vorm van microfiches. Microfiches worden al ongeveer 20 jaar gebruikt voor heruitgaven van belangrijke oude wer ken. De laatste jaren wordt het microfiche ook steeds meer gebruikt voor oor- [237]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 39