nietiging van ziekenhuisarchieven. Deze regels omvatten echter niet alle archivalia, die in ziekenhuizen gevormd worden. Bovendien bestaan in de medische wereld bezwaren tegen vernietiging van stukken volgens deze voorschriften, bijv. wat be treft salarisadministratie en verantwoording van giften, waarover men de stukken langer nodig heeft dan de elf en zes jaar, die de minister als bewaartermijnen heeft voorgeschreven. Voor ziektegeschiedenissen was ook een bewaartermijn van zes jaar voorge schreven. In 1965 werden hieromtrent nadere aanwijzingen gegeven. De historiae morbi werden in drie groepen verdeeld. De tweede en derde groep bevatten ge gevens omtrent doorlichting, toegediende medicijnen, opgenomen temperatuur, bloedonderzoek enz. en mogen na ontslag of overlijden van de patiënt of anders na zes jaar vernietigd worden. De ziekenhuizen werd voorts geadviseerd de gegevens uit de eerste groep, de eigenlijke ziektegeschiedenissen, twintig jaar te bewaren. In de aanwijzingen van 1961 was voorgeschreven alle stukken van vóór 1858 te be waren. Dat betekent, dat de ziektegeschiedenissen uit de periode 1858-1955 ver nietigd zouden kunnen worden. Mrs. Kerling somt een zestal redenen op, waarom zij met deze vernietiging uiterst voorzichtig zou willen zijn. 1. In de oudere dossiers kunnen jonge artsen, die naar ontwikkelingslanden gaan, ziektebeelden aantreffen, die daar nu nog voorkomen, maar bij ons geschiedenis geworden zijn. 2. De medische geschiedenis heeft belang stelling voor de ontwikkeling van behandelingsmethoden. 3. De mogelijkheid van erfelijkheidsonderzoek ter bestrijding in een vroeg stadium van in bepaalde families voorkomende ziekten. 4. Herkomst en beroepen van patiënten in een bepaald ziekenhuis over een langere periode leveren belangrijk materiaal voor de sociale geschiedenis. 5. Onderzoek naar beroepsziekten blijft mogelijk. 6. Gegevens over het dagelijks leven in vooral arme families komen aan het licht wanneer over de oorzaak van bepaalde ziektes gerapporteerd wordt. In de circulaire van 1965 wordt gesteld, dat stukken van historisch of speciaal medisch belang van vernietiging uitgesloten kunnen worden. Historisch zal ruimer opgevat moeten worden dan medisch-historisch, zodat historici en archivarissen bij de selectie ingeschakeld zullen moeten worden. De oktoberaflevering (vol. 5, nr. 4) wordt geopend met het presidential address van J. R. Ede, getiteld The Record Office: Central and Local, evolution of a relation ship. Sedert de instelling van een Committee on Local Records in 1899 werden plannen ontwikkeld om te komen tot de oprichting van locale archiefbewaar plaatsen, maar het zou tot 1958 duren aleer deze in de Public Records Act een wettelijke basis kregen. Sinds 1959 kwamen er 155 tot stand. J. S. Cockburn behandelt in een geïllustreerde bijdrage de historische betekenis van rechterlijke archieven uit de tweede helft van de 16e en het begin van de 17e eeuw. M. Cook levert commentaar op de plannen voor een archiefschool, t.w. het Institute of Archives Science for South-East Asia. Als Shorter Communication geven D. J. H. Michelmore en M. K. E. Edwards een met een landkaartje verduidelijkt overzicht van de records of the manor of Wake field in Yorkshire. J. H. v. d. HO. Berichten Gemeente- en waterschapsarchieven Aikmaar. In juni 1975 verscheen de inventaris van het stadsarchief 1245-1815 in druk. De bij de inventaris behorende regestenlijst zal waarschijnlijk in 1976 ver schijnen. Op de verzamelinventaris van de archieven van de parochie Alkmaar voor 1573, de kloosters, provenhuizen, gasthuizen, weeshuizen en charitatieve fondsen werd een index gemaakt, waardoor deze inventaris voor de druk gereed kwam. Tevens werden de inventarissen van de archieven van verenigingen, particuliere commis sies en comité's in een verzamelinventaris bijeen gebracht. De inventarisatie van de familiearchieven Van Foreest, Van Egmond van de Nijenburg en De Dieu- Fontein Verschuir bereikte het eindstadium. Het klapperen van de doop-, trouw- en begraafboeken van Bergen, de Egmonden. Heiloo, Koedijk, Oudorp, St. Pancras en Ursem maakte goede vordering. Het aantal bezoekers bedroeg 462 (v.j. 374), die 1618 (v.j. 1462) bezoeken brach ten. Sinds 1965, het laatste jaar dat de archiefdienst in het stadhuis gevestigd was, is het bezoekersaantal meer dan verdrievoudigd. Amersfoort. In 1975 werd een architect aangewezen, die de restauratieplannen voor het Observantenklooster zal uitwerken en de mogelijkheid van de bouw van een nieuwe gemeentelijke archiefbewaarplaats aldaar zal bestuderen. Een voorlo pig voorstel werd gedaan voor de vervulling van de plaats van een middelbaar ar chiefambtenaar, die zich hoofdzakelijk zal moeten toeleggen op de inventarisatie van de 19e en 20e eeuwse archiefgedeelten en op de periodieke overbrenging van archivalia van de diensten naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats. Archivalia van de voormalige gemeente Hoogland van 50 jaar en ouder zullen geleidelijk naar de archiefbewaarplaats worden overgebracht, terwijl de stukken van jongere datum voorlopig in Hoogland zullen blijven. Het aantal bezoekers bedroeg 214 (v.j. 128). Arnhem. Van groot belang was in 1975 de beslissing van burgemeester en wet houders de gemeentelijke fotografische werkzaamheden op enkele uitzonderin gen na bij het gemeentearchief te concentreren. Op grond van dit besluit kon een begin gemaakt worden met de inrichting van een fotografisch atelier. De uitgave van de Stadsrekeningen ondervindt bij voortduring de gevolgen van de verminderde financiële mogelijkheden. Het onderzoek naar de gebeurtenissen en toestanden te Arnhem tijdens de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder in de jaren 1944 en 1945 werd voortgezet, waarbij ook dit jaar Duitse bronnen werden betrokken. [232] [233

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 37