zin van hoofdstuk VI van de Grondwet ingesteld: de agglomeratie Eindhoven. De aanleiding tot het ontwerpen van deze wet was, aldus de considerans, de noodzaak regels te stellen, die leiden tot bestuurlijke integratie in het gebied van de agglo meratie Eindhoven en tot coördinatie in het beleid van de besturen van de ge meenten in de agglomeratie Eindhoven. Bij herhaling wordt er in de Memorie van Toelichting (Bijl. Hand. Tweede Ka mer 1974-1975, 13 245, nr. 3) op gewezen, dat deze agglomeratie geen bovenge- meentelijk instituut is, maar een aanvulling op het bestaande lokaalbestuurlijk pa troon, ter behartiging van eerst en vooral van origine gemeentelijke taken. Het is een nieuwe organisatie van plaatselijke signatuur. Geheel in overeenstemming daarmede lijkt de bepaling van artikel 88, eerste lid te zijn: "De regels met betrekking tot de zorg, de bewaring en het beheer van archiefbe scheiden van de gemeenten zijn ten aanzien van de archiefbescheiden van de ag glomeratie van overeenkomstige toepassing". Op het eerste oog lijkt deze redactie, zij het niet consequent, ontleend te zijn aan die van artikel 37, eerste lid van de Archiefwet 1962. Strikt genomen zou staande gehouden kunnen worden, dat het aangehaalde arti kel slechts artikel 13, tweede lid (in concreto: de overbrenging van de archiefbe scheiden van de agglomeratie Eindhoven naar de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Noord-Brabant) alsmede de eerste twee leden van artikel 38 van de Ar chiefwet uitsluit, doch niet het derde lid. De consequentie hiervan zou zijn, dat de algemene rijksarchivaris zijn toezichthoudende taak behoudt. Het komt mij voor, dat dit nimmer de bedoeling van de wetgever geweest kan zijn. Waar de agglomeratie de status van gemeente is gegeven, waar in overeen stemming daarmede de regels betreffende de zorg, de bewaring en het beheer van de gemeenten van overeenkomstige toepassing worden verklaard, zou toch het toe zicht op de zorg toevertrouwd dienen te worden aan gedeputeerde staten. N.m.m. is derhalve sprake van een onduidelijkheid in artikel 88, die bij een eerstvolgende wijziging van de Wet agglomeratie Eindhoven, zoals de citeertitel luidt, zou die nen te worden opgeheven. Overigens: mij werd bericht, dat het bestuur van de agglomeratie Eindhoven er van uitgaat, dat reeds nu bedoeld toezicht berust bij gedeputeerde staten. Arikel 39, derde lid, van de Archiefwet 1962 In Stb. 1976-377 is geplaatst de Wet van 23 juni 1976, houdende vaststelling van algemene bepalingen omtrent de strafbaarheid van rechtspersonen. Door deze wet is in het Wetboek van Strafrecht een algemene bepaling opgenomen betreffende de strafbaarstelling van rechtspersonen en enkele samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid. In tal van bijzondere wetten waren reeds vele, vaak onderling verschillende voor zieningen omtrent dit onderwerp getroffen. Deze voorzieningen zijn thans door [228] bovengenoemde wet vervallen verklaard, zo ook artikel 39, derde lid van de Ar chiefwet 1962. Publicatie archief regelingen Onlangs is in de Editie Schuurman Jordens de achtste druk van de Archiefwet 1962 verschenen. Deze uitgave is bijgewerkt tot 1 december 1975. De belangrijk ste wijzigingen en toevoegingen zijn: de gewijzigde artikelen 30 en 31 van het Ar- chiefbesluit, de nieuwe beschikking houdende vaststelling van tarieven voor onderzoekingen alsmede de nieuwe beschikking tot aanwijzing van examenvakken als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het Archiefbesluit. Eveneens is recentelijk verschenen (april 1976) de 10e aanvulling op de losbladi ge uitgave (met commentaar) van de Archiefwet 1962 en de daaruit voortvloeien de regelingen (Samson, Alphen aan den Rijn, 1963 e.v.j.) door F. J. Duparc. De ze uitgave is daardoor weer "up to date". Afgesloten 30 juli 1976 [229

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 35