A r chief recht XVIII Mr. F. C. J. Ketelaar heeft zich in verband met zijn onlangs aanvaarde functie bij de rijksarchiefdienst (zie deze jaargang van het Nederlands Archievenblad, blz. 159) genoodzaakt gezien de redactie van deze rubriek in andere handen over te dragen en heeft dit aan ondergetekende verzocht. Gaarne heb ik aan dit verzoek van mr. Ketelaar, auteur van zeventien afleverin gen van deze rubriek, willen voldoen. Getracht zal worden deze rubriek op gelijke wijze, als waaraan de lezer van dit blad gewend is geraakt, voort te zetten. Bij gelegenheid van de eerste aflevering heeft mr. Ketelaar doel en opzet als volgt omschreven: een poging om onbekendheid met en onzekerheid over de ten aan zien van archieven geldende regelingen zeker als deze liggen op een terrein dat valt buiten de zorgvuldig bewaakte en door de commentaar van Duparc ge harkte paden van de Archiefwet 1962 en Archiefbesluit weg te nemen. Ik maak gaarne de door hem toen geuite wens tot de mijne: dat alle archiefrecht gesignaleerd zal kunnen worden, is een wens, aan de vervul ling waarvan de lezers van het Nederlands Archievenblad zullen kunnen bijdra gen door mij zoveel mogelijk op de hoogte te brengen van hetgeen hun in dit op zicht nuttig voorkomt. Daaronder behoren in de eerste plaats op- en aanmerkin gen met betrekking tot hetgeen hier geboden wordt. mr. L. Lieuwes V ernietigingslijsten Nog niet eerder is in deze rubriek gesignaleerd de publicatie van de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden van de onder het ministe rie van onderwijs en wetenschappen ressorterende rijksscholen voor voortgezet on derwijs (beschikking van de ministers van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk en van onderwijs en wetenschappen, d.d. 29 juli 1975, nr. MMA/Ar 181.119/AIZ/RA 50243, Stcrt 165), alsmede de publicatie van de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden van de rijksinspecties, be last met het toezicht op de scholen, ressorterende onder de directies Technisch Beroepsonderwijs (TBO) en Beroepsgericht Voortgezet Onderwijs (BVO) van het zelfde ministerie (beschikking van de ministers van cultuur, recreatie en maat schappelijk werk en van onderwijs en wetenschappen, d.d. 18 augustus 1975, nr. MMA/Ar 179.746/AIZ/RA 50345, Stcrt 178). Voor de rijksscholen voor voortgezet onderwijs was een afzonderlijke lijst nood zakelijk, omdat deze geacht worden niet te vallen onder de organen, waarop de vernietigingslijst van het ministerie van onderwijs en wetenschappen, waarvan reeds een aantal hoofdstukken zijn vastgesteld (zie deze rubriek I (Nederlands Ar chievenblad 74 (1970) 239, IV (NAB 75 (1971) 146) en VIII (NAB 76 (1972) 208), betrekking heeft. Ingevolge artikel 4 van het Besluit algemene richtlijnen vaststelling vernietigingslijsten is derhalve aan de lijst een toelichting toegevoegd. Bij de totstandkoming is er naar gestreefd deze lijst voor wat betreft de hoofdza ken, zoals b.v. indeling en principiële uitgangspunten, zo veel mogelijk af te stem men op de reeds vastgestelde en naar inhoud gelijksoortige vernietigingslijst voor de onder het ministerie van landbouw en visserij ressorterende inspecties van het landbouwonderwijs en de rijks hogere en middelbare land- en tuinbouwscholen (zie deze rubriek XV, NAB 79 (1975) 194). Aan laatstgenoemde lijst is destijds op verzoek van de Archiefraad een nota bene toegevoegd dat moet voorkomen dat alle gegevens betreffende leerlingen zonder meer worden vernietigd. Dit verzoek is door de Raad herhaald: in de lijst wordt thans bepaald, dat 70 jaar na de ge boortedatum registers, kaarten e.d. houdende gegevens van leerlingen mogen wor den vernietigd, behoudens bescheiden betreffende personen, die op enig gebied van bijzondere betekenis zijn geweest. De tweede, hierboven genoemde lijst heeft betrekking op twee inspecties. Hierte gen bestaat evenwel geen bezwaar, omdat de voor vernietiging in aanmerking ko mende categorieën van archiefbescheiden van deze overheidsorganen vrijwel ge lijksoortig zijn. Voorts werd een afzonderlijke lijst noodzakelijk geacht, omdat tus sen de directies TBO en BVO enerzijds en de Inspecties TBO en BVO anderzijds een organisatorische band ontbreekt. De daarom noodzakelijkerwijs toegevoegde toelichting is vrijwel gelijkluidend aan die op de reeds vastgestelde hoofdstukken van de vernietigingslijst van het ministerie (opgenomen in rubriek VIII). Ingevolge deze lijst komen ook zich in de archieven van de bedoelde inspecties bevindende gegevens betreffende bijzondere scholen voor TBO en BVO in aan merking voor vernietiging. Bij de totstandkoming is daarom overwogen of het aanbeveling verdient een aantal van deze gegevens (b.v. schoolprogramma's en lijsten met staten van de aantallen kandidaten en de uitslagenlijsten) van vernieti ging uit te zonderen. Bijzondere scholen vallen immers buiten de Archiefwet 1962, zodat de voor de overheidsorganen voorgeschreven regeling van de vernietiging van archiefbescheiden niet op hen van toepassing is. De Archiefraad heeft deze suggestie evenwel niet overgenomen, omdat daargelaten eventuele moeilijkhe den bij de selectie hij het niet tot de taak van de bedoelde inspecties acht te behoren om gegevens betreffende bijzondere scholen te bewaren, terwijl gelijk soortige gegevens met betrekking tot rijksscholen vernietigd worden. De verant woordelijkheid voor een goed archiefbeheer, met inbegrip van de vernietiging, be rust immers bij de bijzondere scholen. [225] [224]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 33