Wij ontvingen prins Willem III en de wijze waarop hij die trachtte te verwezenlijken. De prins was een pragmaticus, die het in de grond niet om geërfd recht maar om speel ruimte voor zijn macht te doen was. Het normale bestuursapparaat met de dage lijkse routine van Stadhuis en Statenzaal was voor hem van ondergeschikt belang. Belangrijker was hem een instrumentarium dat reageren kon op de eisen van de dag, zoals hij dat vond in ambassade, legerkamp en vertrouwd beraad onder in gewijden. Drs. M. van der Bijl schildert de rol door de heer van Welland van 1672 tot 1708 gespeeld in Utrechts weerstand tegen de oorlogspolitiek tijdens de Spaanse Suc cessieoorlog. Godard Willem van Tuyll van Serooskerke. in 1674 door de prins als geëligeerde ontslagen, richtte zijn geheime activiteiten op vriendschap en samen werking met Frankrijk. Hoewel hij daarbij vele medestanders had in Utrecht en daarbuiten, ook in Holland, vormden de reële machtsverhoudingen in de Repu bliek een te sterke tegenkracht tegen deze politiek. Mr. J. Schuttevaer, die zestien jaar lid van Provinciale Staten van Utrecht was, schreef een artikel Op de vleugelen der Provinciewet. Het werd een boeiend re laas van ervaringen en gedachten, betrekking hebbend op een periode van bestuur in Nederlands kleinste provincie, weliswaar dikwijls geremd door te karige finan ciële middelen, maar toch in zinvolle samenwerking tussen politieke partijen met verschillende uitgangspunten eendrachtig strevend naar het welzijn van de provin cie en haar bevolking. Provinciale Griffie, Waterstaatsdienst en Planologische Dienst komen aan de orde, zo ook het bureau Voorlichting, maar van de Provin ciale Archiefinspectie is geen sprake. Aanvankelijk lag het in de bedoeling ook een bijdrage op te nemen over de Sta ten in de 19e eeuw, maar door de korte termijn waarbinnen het geheel verwezen lijkt moest worden kon hiervoor geen auteur gevonden worden. Dit illustreert de geringe belangstelling die de geschiedbeoefenaren toonden voor de 18e en 19e eeuw. De nadruk is in deze bundel nu komen te liggen op de periode vóór 1715 en na 1945. Mede dankzij de 57 illustraties en de uitvoerige indices op persoons- en plaatsnamen is toch een echt Utrechts geheel ontstaan. De annotatie bij de artike len loopt nogal uiteen. Aan de tekst van de Landbrief zijn enige, meest verklaren de, noten toegevoegd. Mr. Schuttevaer en prof. Alberts plaatsten geen noten bij hun artikelen, maar de eerste verwerkte veel bronvermeldingen in de tekst zelf en de tweede gaf een literatuurlijst. De overige auteurs hebben een notenapparaat variërend van Den Tex 43, Rutgers 61, Roorda 177 tot Van der Bijl 271, het geen wel enigszins correspondeert met de lengte der artikelen, maar de bundel toch iets onevenwichtigs geeft. Met de vele geciteerde brieven etc. deed zich het speciale probleem voor, dat men tot op de drempel van de 18e eeuw in het Sticht voor dateringen gebruik bleef maken van de Oude Juliaanse stijl, die aan het eind van de 17e eeuw tien, begin 18e eeuw elf dagen achter was bij de Nieuwe Gregoriaanse Stijl. Engeland behield de Oude stijl tot 1752 met het jaarbegin op 25 maart (Maria Boodschap). De auteurs handhaafden de datering van de briefschrijvers, terwijl ze in eigen tekst [218] werken met dubbele datering, tenzij bij louter Utrechtse gebeurtenissen alleen de Oude Stijl gebruikt wordt. Het hier besproken boek is het eerste in een nieuwe serie Stichtse studiën. Het kwam tot stand in samenwerking van de provincie met de vereniging Oud-Utrecht. Moge Oud-Utrecht erin slagen samen met de overige historische verenigingen in de provincie een reeks alle even waardevolle historische monografieën op te bou wen over het land van Willibrord en 's lands Unie. J. H. van den Hoek Ostende A survey of the archives in the Netherlands pertaining to the History of the Caribbean area by Evert van Laar, Keeper of the Second Section of the Gene ral State Archives, The Hague 1975. Gids van Rijnlandse Archieven, Leiden 1975. Deel 1. Archieven van het hoogheemraadschap, door G. 't Hart. Deel 2. Archieven van polders binnen Rijnland gelegen, en enige waarvan de besturen in de provincie Zuid-Holland zijn gevestigd, door J. A. van den Hoek. Deel 1 bevat een uitvoerige inleiding over Rijnlands archiefzorg en archiefbeheer van de 16e tot en met de 20e eeuw. Beide delen zijn fraai en functioneel geïl lustreerd. Zwolse genealogische bronnen door drs. F. C. Berkenvelder, uitgaven van de Gemeentelijke Archiefdienst van Zwolle no. 5, 1975. De evoluties van jurisdicties en gemeenten in Noord-Brabant van de 15e eeuw tot heden door L. M. Th. L. Hustinx, Rijksarchief in Noord-Brabant, 's-Her- togenbosch 1975. Naast de inventarisreeks van het Rijksarchief in Noord-Brabant, waarvan het eer ste deel in 1969 uitkwam, is begonnen met een nieuwe serie, die hulpmiddelen aandraagt voor het gebruik van het ten archieve aanwezige materiaal. De onge- [219]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 30