ken1. In deze commissie is het archiefwezen o.a. door de voorzitter van de VAN
vertegenwoordigd. Het bestuur beraadt zich nog over de wijze waarop de leden
betrokken kunnen worden bij de meningsvorming.
De voorzitter deelt mede, dat men zich nog kan opgeven voor deelname aan het
internationaal archiefcongres te Washington. Men dient zich dan in verbinding te
stellen met de heer A. Graafhuis.
Voorts zegt de voorzitter, dat de heer J. Meinema de derde druk van het Reper
torium archiefinventarissen voorbereidt. Binnenkort zal hierover een circulaire
worden verzonden.
Op het verzoek van het bestuur van de VAO i.o. deelt de voorzitter mede, dat in
het najaar een constituerende vergadering zal worden gehouden.
De voorzitter geeft gelegenheid tot de rondvraag.
Dr. A. J. Kölker vraagt of een herdruk van het Repertorium archiefinventarissen
zinvol is, nu men bezig is een uitgave van provinciale archiefgidsen voor te be
reiden. Mr. K. Schaap vreest, dat veel onnodig dubbel werk verricht zal worden,
wanneer beide projekten worden aangepakt. Hij stelt het bestuur voor zich nog
eens te beraden over de wenselijkheid van de uitgave van het Repertorium, tevens
suggereert hij de heer Meinema eventueel in de commissie Archiefgidsen op te ne
men. Drs. B. Woelderink zegt het van waarde te vinden dat het repertorium ver
schijnt, omdat daarin alle inventarissen zijn vermeld. Als naslagwerk zal het ze
ker in een behoefte voorzien. De archiefgidsen geven overzichten van het archief
bestand, al of niet geïnventariseerd. Hij dankt de sprekers voor hun gedane sug
gesties en zal met het bestuur overleggen of en zo ja, hoe aan het een en het an
der kan worden tegemoet gekomen.
Op de vraag van de heer J. G. J. van Booma antwoordt de voorzitter, dat in de
archiefgidsen in principe alleen de bestanden van de openbare overheidsarchief-
bewaarplaatsen worden opgenomen. Overigens is het in de commissie nog een punt
van discussie of de mogelijkheid open gelaten moet worden voor opname van ar
chiefbestanden, die elders berusten, waarbij genoemd worden het Katholiek Do
cumentatie Centrum te Nijmegen en het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg
te Maastricht.
Mr. K. Schaap merkt op, dat er vanwege de universiteiten en andere wetenschap
pelijke instellingen vele enquêtes aan de archiefdiensten worden verzonden. Beant
woording van dergelijke vragenlijsten eist gewoonlijk een veel tijd vergend onder
zoek, waarna dan vaak blijkt, dat toch niet het gewenste resultaat wordt bereikt.
Hij verzoekt het bestuur kontakt op te nemen met de verschillende instituten om
te overleggen of de enquêtering niet kan worden beperkt en meer gericht kan
worden verricht. De voorzitter zegt toe dit in het bestuur te bespreken.
Na de rondvraag houdt drs. H. Sarfatij, provinciaal archeoloog van Zuid-Holland,
zijn causerie over "De middeleeuwse stadskern als bodemarchief". Aan de hand
van dia's laat hij zien hoe de archeoloog werkt, wat de vondsten zijn en hoe daar
conclusies uitgetrokken kunnen worden. De kontakten tussen de archeoloog en de
archiefdiensten zijn ter plaatse intensief, daar de archeoloog met behulp van het
1 Zie hierna blz. 239-240.
[162]
schriftelijke bronnenmateriaal zijn gegevens moet verifiëren en vaak completeren.
Drs. Sarfatij doet dan ook een beroep op de archivarissen attent te zijn op topo
grafische gegevens en verzoekt deze ter beschikking te stellen van de archeoloog.
Tijdens de diskussie merkt mr. K. Schaap op, dat hem gebleken is, dat de kaarten
van Van Deventer niet altijd betrouwbaar zijn. Drs. B. Woelderink stelt voor, dat
in het Archievenblad aandacht aan de archeologie wordt geschonken, waarbij hij
met name denkt aan voorlichting door het ROB over de plaatsen, waar men werk
zaam is of van plan is te gaan werken. De archivaris kan dan bijtijds het bron
nenmateriaal, dat voor de archeoloog nuttig zou kunnen zijn, ter beschikking stel
len. De voorzitter dankt drs. H. Sarfatij voor zijn interessante uiteenzetting.
Na de lunch houdt dr. P. G. J. van Sterkenburg van het Instituut voor Neder
landse Lexicologie te Leiden zijn lezing over "Nederlandse lexicologie en het be
lang van ambtelijke stukken voor een woordarchief"2.
Tijdens de diskussie wijst mr. K. Schaap op de manuscripten van Van Hasselt uit
de 18e eeuw, die in Gelderland berusten. De voorzitter dankt dr. Van Sterken
burg voor zijn helder betoog.
Hij sluit om 15.05 uur de vergadering. De presentielijst werd door 78 personen
getekend.
Vele leden maken nog gebruik van de mogelijkheid om de tentoonstelling "Recht
en Slecht"3 in het gemeentearchief van Utrecht te bezoeken.
Verzoek
Prof. Dr. Herbert J. Brinks, hoogleraar in de geschiedenis en beheerder van archie
ven bij het Calvin College in Grand Rapids, Michigan, is bezig met een historisch
onderzoek naar de bevolking van Noord Amerika. Daarvoor heeft hij grote belang
stelling voor brieven, die door naar de Verenigde Staten geëmigreerde Nederlanders
in de periode 1848-1920 vanuit hun nieuwe woonplaats aan bv. familierelaties in
Nederland zijn geschreven. Voor zijn onderzoek is prof. Brinks de tweede helft
van 1976 in Nederland en hij stelt het bijzonder op prijs met personen en instellingen
in contact te komen, die over dergelijke brieven beschikken, opdat hij van de inhoud
kennis kan nemen. Wie hem daartoe behulpzaam kan zijn, wordt vriendelijk ver
zocht zich rechtstreeks met hem in verbinding te stellen.
Zijn tijdelijk adres is Kamperweg 56, Epe, tel. 05780-2890.
2 Zie hierna blz. 164-176.
3 Zie hierna blz. 236.
[163]