In zijn inleiding geeft Kort een uitvoerige beschrijving van de opbouw en het ont
staan van de onderdelen van het register. Veel moeite heeft hij zich getroost om
een beeld te krijgen van de diverse handen die voor 1372 aan het register hebben
gewerkt. Mede met behulp van materiaal uit een groot aantal andere archieven
heeft hij geprobeerd de handen te dateren en enig inzicht te krijgen in de aard
van de heerlijke kanselarij. De relatie hofkapel-kanselarij, verbonden aan de
burcht van Voorne maakt hij zeer aannemelijk. In de hofkapel wordt in 1349 het
kapittel van St. Pancras gesticht. Het kapittel van Den Briel daarentegen lijkt met
de kanselarij van de heren van Voorne niets van doen te hebben gehad. Van be
lang is ook de aandacht die Kort vestigt op de relatie tussen de registratie en het
beheer van de regionale rentmeesters zoals die tot uiting komt in de rubricering
van sommige delen van het register op basis van de rentmeestersdistricten, als
mede in de vele in het register opgenomen leenmannenlijsten. Bij de beschrijving
van het register onder inventarisnummer 29 beperkt de inventarisator zich niet
tot een formele aanduiding van de aard van het register. In een uitvoerig NB
geeft hij een overzicht van de gehele inhoud van de band waarbij in de volgorde
van het register akten en notities kort naar inhoud worden omschreven onder ver
wijzing naar de regestenlijst voor uitvoeriger informatie. Veelal zijn groepen van
direkt na elkaar geregistreerde akten en notities betreffende eenzelfde onderwerp
samengevat in één omschrijving, waardoor de rubriekmatige indeling, indien aan
wezig, duidelijk tot uiting komt.
Na de inventaris is een regestenlijst opgenomen waarvan de inhoud en de functie
uiteraard grotendeels door het register Voorne AB worden bepaald. Men kan zich
in een geval als dat van het Voorne-archief, waarin de losse stukken bij het regis
ter in het niet vallen, en het register zelf meer dan alleen akten bevat, de vraag
stellen of de klassieke regestenlijst wel als de meest geschikte nadere toegang tot
het archief moet worden beschouwd. Of men bijvoorbeeld niet beter alleen van
de losse stukken een regestenlijst kan opnemen om daarnaast de registers toegan
kelijk te maken met behulp van een inhoudsopgave hetgeen bij aktenregistratie
zeker neerkomt op het maken van regesten die zodanig is opgezet dat de struc
tuur van de registers volledig tot zijn recht komt. Ook Kort heeft dit probleem
duidelijk onder ogen gezien en blijkens hetgeen hij heeft gedaan, gekozen voor
een middenweg. Enerzijds heeft hij, zoals hierboven aangegeven, bij de beschrij
ving van het register een globale inhoudsopgave gevoegd waardoor de opbouw
van het register duidelijk wordt. Anderzijds verwijst hij daarin voor de inhoud
der afzonderlijke akten en notities naar de regestenlijst, welke dan overigens bij
nadere beschouwing zeer blijkt af te wijken van wat men gewoonlijk onder een
dergelijke lijst wil verstaan. De regestenlijst bij de inventaris van Voorne valt na
melijk in enkele zeer verschillende delen uiteen: Over de periode voor 1300 is er
niets aan de hand: alle akten in het archief uit die tijd zijn normaal in regesten
op datum beschreven (regest 131). Weliswaar geeft ook het volgende deel van
de lijst uitsluitend regesten van akten in chronologische volgorde (regest 32115)
maar het gaat daarbij alleen om akten die geen leenzaken betreffen: het begin
derhalve van een gerubriceerde regestenlijst waarvan het tweede deel bestaat uit
[212]
regesten van zowel leenakten als evenzeer onorthodox de genoemde noti
ties betreffende beleningen, leenmannen en lenen uit de periode na 1300 (regest
116691). Dit laatste en meest omvangrijke deel van de lijst is in rubreken ver
deeld en wel naar regionen zoals die ook in het register Voorne AB voorkomen.
Afgezien van het feit dat niet duidelijk is waarom onderscheid wordt gemaakt
tussen de perioden voor en na 1300 laat de bedoeling die achter deze opzet schuil
gaat, zich gemakkelijk raden. De inventarisator heeft in de eerste plaats van het
register Voorne AB de totale inhoud toegankelijk willen maken en niet alleen die
van de geregistreerde akten naar mij toeschijnt een plausibel doel in de
tweede plaats heeft hij geprobeerd middels de rubriekmatige indeling van de lijst
een overzichtelijk beeld te geven van de leenadministratie van de heren van Voor
ne per regio. Met dit laatste heeft hij dus eigenlijk niets anders gedaan dan de re
gestenlijst voor een deel ombuigen tot een soort repertorium op de lenen. Of voor
dit alles de gebruikte variant op de oude regestenlijst zich wel leent is de vraag.
Er zijn zeker consequenter en overzichtelijker mogelijkheden te bedenken. Gezien
echter de eenvoudige samenstelling van het archief is het resultaat zoals het voor
ons ligt dit uit ervaring zeker goed bruikbaar.
Het meest opmerkelijke deel van de inventaris wordt gevormd door een zoge
naamde inventaris van verloren stukken. Het is begrijpelijk dat juist bij het inven
tariseren van een archief waarvan zoveel verloren is gegaan, de inventarisator in
bijzondere mate geconfronteerd wordt met het belang van oude inventarissen.
Dergelijke ingangen figureren in inleidingen op inventarissen wel vaker, met
name om, zoals ook in de inleiding op deze inventaris, meer inzicht te geven in
de geschiedenis van het archief. Het bijzondere in de inventaris van Kort is ech
ter dat de oude inventarissen, voorzover de er in vermelde stukken verloren zijn,
ook inhoudelijk toegankelijk zijn gemaakt. De inventaris Voorne OQ vormt ook
hier het uitgangspunt. Van 270 eens aan Jan van Beieren overgedragen, maar nu
onvindbare stukken uit het Voorne-archief wordt de inhoud erin omschreven.
Daarnaast vermelden de oude inventarissen in het grafelijkheidsarchief LRK 418,
LRK 433, verouderde inventaris 2, en de inventaris Suys alsmede het register
Voorne B LRK 91, tesamen 40 andere verloren stukken die Kort op basis van het
herkomstbeginsel, zeker in alle gevallen terecht, wil rekenen tot het archief van
voor 1372. De wijze waarop deze gegevens zijn verwerkt is wel zeer origineel. Na
namelijk de beschrijvingen in de oude inventarissen in modern Nederlands te heb
ben samengevat soms was vergelijking mogelijk van beschrijvingen van een
zelfde stuk in verschillende inventarissen heeft de inventarisator het geheel ge
rangschikt als gold het een gewone inventaris, compleet met afdelingen en rubrie
ken. Het resultaat is heel bevredigend. Menig vakgenoot zal zich misschien afvra
gen of een dergelijk werkstuk nu wel in een inventaris thuishoort; persoonlijk lijkt
mij een overzicht van verloren stukken als bijlage bij de inventaris van een zo ge
schonden archief als het onderhavige, buitengewoon belangrijk. Voor de historicus
als bron van informatie, voor de archivaris als zeer ter zake bij de bestudering
van de geschiedenis en de structuur van het oorspronkelijke archief. Ook de geko
zen vorm van zeg maar een simultaan-inventaris lijkt mij niet onverantwoord. An-
[213]