J. C. Kort, Het archief van de heren van Voorne burggraven van Zeeland 1272-1371. Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage 1972. XXIV 193 blz. Wanneer in 1372 Machteld vrouwe van Voorne overlijdt vervalt de heerlijkheid Voorne aan de leenheer, de graaf van Holland. Afgezien van enkele korte perio den blijft de heerlijkheid daarna tot het einde van het ancien régime in beheer bij de grafelijkheid. Met de heerlijkheid komt in 1372 ook het archief van de heren van Voorne in handen van de graaf. Het wordt naar Den Haag overgebracht, al waar de archiefvorming doorgaat binnen het kader van het bestuur van de onder de graven van Holland als heren van Voorne administratief zelfstandig blijvende heerlijkheid. Het zijn niettemin alleen de archivalia van voor 1372 die nu door Jacob Kort zijn geïnventariseerd. De inventaris van het archief van de heren van Voorne staat als zodanig op één lijn met die der archieven van de heren van Altena en van Putten en Strijen welke eveneens in aparte inventarissen beschreven zijn tot het moment waarop de heerlijkheden respectievelijk in 1590 en 1459 aan de grafelijkheid zijn gekomen. Het bij de derde afdeling van het Algemeen Rijksarchief bestaande ge bruik deze wat men zou kunnen noemen retroacta-archieven van de grafelijkheid apart te inventariseren is bovenal praktisch: het gevolg is immers dat het beter toegankelijk worden van deze archieven niet behoeft te wachten op de inventari satie van het hoofdarchief die, gezien de omvang van dat archief, zeker nog vele jaren in beslag zal nemen. Omvangrijk is het inhoudelijk zeer belangrijke Voorne-archief van voor 1372 niet: wat bewaard is gebleven blijkt na reconstructie door Kort niet meer dan één register, 25 charters en 3 stukken te bevatten, alles daterend uit de pe riode 1277-1371. In de inleiding op de inventaris beschrijft de inventarisator nauwkeurig de lotgevallen van het archief en de wijze waarop het overgrote deel van wat het heeft bevat verloren is gegaan. Met behulp van deze inleiding en drie als bijlage toegevoegde concordansen op oude inventarissen van het grafelijkheids- archief is het voor de gebruiker van de inventaris mogelijk na te gaan hoe de re constructie van het restant-archief is bereikt. Oudste en belangrijkste bron is de inventaris Voorne OQ, Leen- en Registerkamer van de grafelijkheid (LRK) inv. 431Deze inventaris bevat een overzicht van de stukken afkomstig uit de archief- kist van Machteld de laatste vrouwe van Voorne, welke in of kort na 1404 zijn overgedragen aan Jan van Beieren, die in dat jaar met de heerlijkheid Voorne wordt beleend. Van de in deze inventaris beschreven stukken zijn de meeste niet in Den Haag teruggekeerd. Zij moeten als verloren worden beschouwd. Terugge komen en bewaard zijn slechts 11 charters en 2 stukken. Deze worden genoemd in de 16e eeuwse inventaris op de grafelijke charters opgemaakt door Cornelis Suys, en zijn door Kort terecht in zijn inventaris beschreven. De overige 14 char ters, 1 stuk en 1 register die Kort tot het archief rekent komen in Voorne OQ niet voor; kennelijk zijn zij aan Jan van Beieren niet meegegeven. Van deze stuk ken komen het register, 11 charters en-T^stuk voor in de inventaris Suys en voor een deel ook in de oude inventarissen LRK 418, LRK 433 en verouderde [210] inventaris 2. Zij zijn er echter niet beschreven als stukken uit het oude Voorne archief, maar als stukken betreffende Voorne temidden van bescheiden uitgegaan van Voorne naar de grafelijkheid en stukken opgemaakt na 1372. De vaststelling dat deze stukken in 1372 behoord hebben tot het archief van Machteld berust dus op interpretatie van de inventarisator die, naar ik meen, in praktisch alle gevallen zeer juist is geweest. Resten tenslotte drie charters die noch bij Suys, noch in een der andere oude inventarissen voorkomen. De opname van deze charters in de in ventaris is enigszins dubieus. Zo nummer 16, een akte van 26 maart 1296 waarbij graaf Floris V met Katharina van Voorne burggravin van Zeeland, Willem van Egmond en Philips van Wassenaar toezegt binnen een jaar na pinksteren uit spraak te zullen doen over de schade door Wolfert van Borsele, twee van zijn broers en Gillis van den Poel door hun verbanning geleden. De akte zal voor laatstgenoemde partij bestemd zijn geweest. Hoe het charter in het grafelijkheids archief is terecht gekomen is onduidelijk. Behoort het tot de zogenaamde charters niet-Suys of tot de charters-Henegouwen? Kort vermeldt dit niet, evenmin op wel ke gronden hij aanneemt dat het charter tot het Voorne-archief heeft behoord. Denkt hij mogelijk aan de korte tijd waarin Katharina van Voorne met Wolfert van Borsele gehuwd is geweest? Een vraagteken ook kan gezet worden bij het op nemen van twee charters uit 1277 en 1291 die behoord moeten hebben tot het archief van de heren van Heenvliet leenmannen van de heren van Voorne, welke evenmin in de genoemde oude inventarissen voorkomen maar wel vermeld staan in de inventaris-Henegouwen van 1409, LRK 423. Dat deze stukken met het Voorne-archief geïnventariseerd zijn onder de rubriek "Stukken betreffende de re laties met andere heren" is gebaseerd op het vermoeden van de inventarisator dat de heren van Heenvliet oudtijds hun archivalia bij de heren van Voorne in bewa ring hebben gegeven. Dit mag zo geweest zijn, de argumenten die er voor worden aangevoerd lijken niet erg sterk. Het belangrijkste bestanddeel van het archief wordt gevormd door het register Voorne AB, voorheen LRK 90; een band, bestaande uit tien katernen waarin vooral akten uitgegaan van de heren van Voorne zijn geregistreerd naast ingeko men akten en notities met betrekking tot de leenadministratie. De eerste drie ka ternen bevatten de gelijktijdige registratie uit de tijd van Gerard van Voorne (1328-1337), de vierde katern een afschrift van de registratie uit de tijd van Dirk van Montjoie en vrouw Machteld (1337-1346). De vijfde katern is na 1372 inge schoven en bestaat uit een tafel op het navolgende leenregister.Hij geeft aan, even als enkele later ingeschreven akten en notities, dat het register ook na 1372 nog een rol heeft gespeeld bij het beheer van de Voorne-goederen door de grafelijk heid. De zesde tot en met de negende katern vormen het regionaal ingedeelde leen- register van Machteld waarin leenregistratie van voor 1358 is afgeschreven en leen- akten vanaf dat jaar gelijktijdig zijn geregistreerd. De tiende katern bevat de aan vankelijk afgeschreven, later gelijktijdige registratie van akten betreffende be stuurszaken, eveneens uit de tijd van Machteld. Een zich ontwikkelende differen tiatie in de heerlijke administratie komt dus in de laatste vijf katernen duidelijk naar voren. [211]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 26