dat de zaal moeilijk te bespreken was en dat de microfoon niet door alle sprekers
op de juiste wijze werd gebruikt.
De conferentie was verdeeld in negen secties:
1The development of plantation systems and slave societies: overview.
2. Economics of circum-Caribbean slavery.
3. Metropolitan slave codes and slave societies.
5. Slave images and identities.
6. Slave revolts, resistance, marronage and implications for post-emancipation
society.
7. Research tools and resources.
8. Research problems and implications for contemporary society.
9. Sociohistorical implications of slavery for present-day society.
In deze laatste sessie kwam nog enig politiek vuurwerk bij het publiek te voor
schijn, waarop echter nauwelijks werd gereageerd.
De voordrachten tijdens dit congres gehouden zullen verschijnen in de Annals
van The New York Academy of Sciences.
Het nut van dergelijke bijeenkomsten ligt in de mogelijkheid om met vakgenoten
die niet naast de deur wonen van gedachten te wisselen over velerlei problemen.
Voor Nederland was het goed om bekendheid te geven aan het bestaan van zeer
rijk bronnenmateriaal hier te lande waarvan men als gevolg van onbekendheid
met de taal waarschijnlijk niet voldoende op de hoogte is.
juni 1976
M. E. van Opstall
[206]
Boekbespreking
I. B. M. Matthey (hoofdred.), Westeremden. Het verleden van een Gro
nings terpdorp. Groningen, Rijksarchief, 1975. Studies uitgegeven door de
kring van vrienden van het Rijksarchief in Groningen deel I. 372 blz.
offset) ge'ill. kaarten 25,
Deze bundel studies is het resultaat van de samenwerking van een groep deelne
mers aan een cursus oud-schrift die op het RA Groningen werd gegeven. Ama
teurhistorici en vakhistorici hebben zich eendrachtelijk gestort in de geschiedenis
van een dorpje onder de gemeente Stedum, dat in 1795 zijn grootste aantal inwo
ners telde: 261. Waarom juist Westeremden? Op die vraag krijgt de lezer geen
antwoord. Het is misschien ook niet zo belangrijk. De onderzoekers hebben de
geschiedenis van Westeremden, tot in het begin van de 19de eeuw, aangevat om
er allerlei exercities mee te bedrijven. Allereerst natuurlijk literatuuronderzoek:
P. J. C. Elema doet daarvan verslag in haar bijdrage "Tien eeuwen terpdorp in de
literatuur" (p. 5-30). De rechtsgeschiedenis wordt beoefend door L. H. Bruins en
A. de Boer-Bervoets: "Heerden en heerlijke rechten" (p. 41-72). Daarin komen
o.m. aan de orde: het hovelingschap dat Bruins tot de heerlijke rechten rekent
(vgl. N. E. Algra, De Oostfriese hoofdeling, in: Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis
XXXII (1964) 193) en de rechterlijke organisatie, waarbij de schrijver vast
houdt aan zijn in 1971 gepubliceerde opvatting over de oudste betekenis van de
klauw (rechtsomgang). Dat is zijn goed recht. Minder elegant is het echter, dat hij
niet de kritiek die daarop nadien door L. J. Noordhoff is geleverd, vermeldt (Eni
ge aantekeningen bij L. H. Bruins' mededeling "De klauw als organisatie met
rondgaande bestuursfuncties", in: Versl. en Med. OVR XIV: nr. 1 (1974) 173).
Matthey, die ook een korte dorpskroniek uit 1828 van de hand van een Wester-
emdense schoolmeester uitgeeft (p. 31-40), behandelt het kerkelijk leven na de re
ductie (p. 73-78). Dit summiere opstel bevat voornamelijk een relaas van de peri
kelen die zich in het dorp voordeden rond een, al dan niet vermeende, buitenech
telijke relatie van de predikant Lygista omstreeks 1628. Matthey doet hierin een
zeer discutabele uitspraak over de waarde van de kerkeraadsprotocollen als histo
rische bron, waarop ik nog terugkom. De geschiedenis van de plaatselijke kerk
wordt verder behandeld in vier artikelen: over de predikanten, de kerkelijke ge
bouwen en het kerkelijk grondbezit. De serie wordt waardig afgesloten met een
[207]