Gemeentearchief Zutphen verhuist weer
Verslag van de conferentie 'Comparative perspectives on slavery
in new world plantation societies'
In 1954 verhuisde de archiefdienst te Zutphen vanuit het gemeentehuis naar een
nieuw gebouwd pand aan de Rozengracht en de Rosmolensteeg1. De laatste jaren
was er zowel voor de bezoekers met een leeszaal voor vier personen, alsook voor
het depot met 1480 m. planklengte te weinig ruimte. Nieuwbouw aan de Rozen
gracht was voor de gemeente financieel niet mogelijk. Het was een gelukkige om
standigheid, dat door het vrijkomen van een papierpakhuis van b.v. Drukkerij en
Binderij W. J. Thieme Cie te Zutphen de mogelijkheid tot aankoop van een
zeer geschikt pand door de gemeente Zutphen binnen bereik kwam.
Het gemeentearchief ging op 24 mei 1976 in een nieuwe behuizing, Spiegelstraat
15 en 17, voor het publiek open. In Spiegelstraat 15 zijn gevestigd de leeszaal, de
binderij en verdere dienstvertrekken; in Spiegelstraat 17 is het depot gevestigd.
Het terrein en de gebouwen behoorden tot het in 1442 gestichte Elisabethgasthuis,
later eigendom van de Hervormde diaconie en in gebruik als weeshuis. Het huur
pand Spiegelstraat 13 is daarvan het enig overgebleven middeleeuwse gebouw. De
firma Thieme liet in 1947 een aantal panden slopen om ter plaatse een nieuw pa
pierpakhuis te bouwen. Het onder architect E. C. Falkenburg gebouwde pakhuis
was tot 1974 als zodanig in gebruik. Door verhuizing naar het industrieterrein
geraakte het pand zonder bestemming. Dit pakhuis en de daarnaast gelegen uit
het einde der 19e eeuw daterende conciërgewoning werden in 1974 door de ge
meente gekocht en in de loop van 1975 en 1976 tot gemeentelijke archiefbewaar
plaats verbouwd. Dit was mede mogelijk door aanwijzing van het werk in de aan
vullende civiele werken-regeling.
In het depot werd door Wolter Dros b.v. een klimaatbeheersingsinstallatie aan
gebracht. Het depot biedt ruimte voor 2975 m. planklengte, waarvoor stellingen
door Ahrend b.v. werden geleverd. De voormalige bewaarplaats zal door het Ste
delijk Museum als depot in gebruik worden genomen.
C. O. A. Schimmelpenninck van der Oije
1 M. M. Doomink-Hoogenraad, "Een nieuw archiefgebouw te Zutfen" N.A.B. 59
(1954/55) 45-46. Zie ook Dezelfde, "Uit de historie van Zutfens archief en bibliotheek"
N.A.B. 56 (1951/52) 15-27.
[204]
Van 24-27 mei 1976 werd in New York een conferentie gehouden onder auspi
ciën van de New York Academy of Sciences over "Comparative perspectives on
slavery in new world plantation societies". De organisatie berustte bij het Institute
for the Study of Man, directeur dr. Vera Rubin, en de Caribische Afdeling van
het Koninklijk Instituut voor Taal- Land en Volkenkunde te Leiden, die geleid
wordt door drs. R. Buve.
De bijeenkomsten werden gehouden in het Roosevelt Hotel, waar ook vele deel
nemers waren ondergebracht.
De Nederlandse delegatie bestond uit: drs. E. van den Boogaart, drs. R. Buve, dr.
P. C. Emmer, prof. dr. Silvia de Groot, dr. H. E. Lamur, dr. M. E. van Opstal],
prof. dr. J. Th. de Smidt, prof. dr. J. D. Speckmann. Suriname was vertegen
woordigd door dr. A. J. A. Quintus Bosz en drs. H. Tjoe Nij, de Nederlandse
Antillen door dr. A. F. Paula.
De conferentie werd belegd omdat de belangstelling voor het verschijnsel slaver
nij met alle implicaties, zowel voor meesters als slaven, groeiende is, mede ver
oorzaakt door het boek van R. W. Fogel en S. L. Engerman "Time on the Cross"
uitgekomen in 1974. Het is een cliometrische studie van de slavernij in het zuiden
van de Verenigde Staten. De uitkomsten waren niet in overeenstemming met het
gangbare beeld van het slavenbestaan en wekten veel critiek. Een conferentie in
Rochester werd kort na verschijnen door Amerikaanse historici belegd, waarbij de
methoden van de auteurs critisch werden bekeken.
De organisatoren van de New Yorkse conferentie gingen uit van de gedachte, dat
slavernij in het gehele Caribische gebied en in Zuid-Amerika voorkwam en dat
het nuttig zou zijn onderzoekers, werkzaam op dit terrein bij elkaar te brengen
om methoden en resultaten van onderzoek te vergelijken en aan elkaar te toetsen.
De deelnemers kwamen uit verschillende disciplines: anthropologen, sociologen,
economisch-historici, rechts-historici en demografen. Over archieven werd twee
maal gesproken nl. over de Spaanse en Portugese en over de Nederlandse.
Het aantal deelnemers dat optrad als spreker, co-referent of voorzitter bedroeg
68, maar daarnaast waren belangstellende toehoorders van buiten. De grote hoe
veelheid papers, die met een enkele uitzondering niet langer mochten duren dan
20 minuten, maakte een zeer compact programma noodzakelijk. Jammer was het
[205]