Webtentoonstellingen
Drie inleidingen over de manier waarop in Den Haag het Gemeentemuseum, het
Gemeentearchief en de Gemeentelijke Commissie voor de Beeldende Kunsten ge
zamenlijk tentoonstellingen organiseren over, met en in wijken en buurten. Deze
inleidingen werden gehouden op de voorjaarsvergadering van de Vereniging de
Topografisch-Historische Atlas op 25 mei in het Wijk- en Dienstencentrum "De
Spil", Noordoplderkade 165, Den Haag.
W. M. van der Mast is hoofd van de afdeling Haagse Historie van het Gemeente
museum; E. Develing is belast met het secretariaat van de Gemeentelijke Com
missie voor Beeldende Kunsten en C. H. Slechte is hoofd van de topografisch-
historische atlas van het Gemeentearchief.
I Museum en wijktentoonstellingen
"Zolang het volk niet tot de kunst gebracht wordt, is zij als een omgekeerde pyra-
mide met een zware top doch met een te zwak grondvlak Doch als het volk
niet naar de kunst kan komen, dan zal de kunst naar het volk dienen te gaan
door tentoonstellingen te organiseren, die in de verschillende wijken kunnen wor
den gebracht, dus een min of meer rondreizend karakter krijgen". Aldus het Rap
port van de Commissie voor het Wijkenvraagstuk, ingesteld door Burgemeester en
Wethouders van 's Gravenhage bij besluit van 25 maart 1946 (blz. 21 en 23). De
pogingen die toen zijn ondernomen om door middel van wijktentoonstellingen tot
"een met kennis en zorg beoefende volksopvoeding in culturele zin" te komen
(blz. 21 van het Rapport), hadden echter niet het beoogde resultaat en de wijk
tentoonstellingen raakten spoedig in de vergeethoek.
Ongeveer anderhalf jaar geleden werd door de Wethouder van jeugd, sport, re
creatie en kunstzaken het idee van de wijktentoonstelling opnieuw gelanceerd, met
de bedoeling niet alleen de kunst letterlijk en figuurlijk naar de mensen te bren
gen, maar ook de drempelvrees weg te nemen, die voor velen nog steeds bestaat
ten opzichte van musea en andere kulturele instellingen.
De Dienst voor Schone Kunsten van de Gemeente Den Haag kreeg de taak toe
bedeeld om deze tentoonstellingen in de wijk te organiseren. Onder deze Dienst
valt het Haags Gemeentemuseum, dat een afdeling Moderne Kunst, een afdeling
Oude Kunstnijverheid, een Muziekafdeling, een afdeling Haagse Historie en een
[180]
Edukatieve Dienst heeft. Ook het Kostuummuseum, Museum Bredius en de Ge
meentelijke Commissie voor Beeldende Kunsten, die zich speciaal met de heden
daagse Haagse Kunstenaars bezig houdt, ressorteren hieronder. Vanwege deze enor
me gevarieerdheid kan in plaats van "de kunst naar de mensen brengen" dan ook be
ter gesproken worden van "de kuituur naar de mensen brengen". Voor de wijk
tentoonstellingen is een apart budget, waaruit de kosten kunnen worden betaald.
De in het Rapport van 1946 geformuleerde wijkgedachte, waarin de decentrali
satie van het kulturele en sociale leven centraal staat, en de plaats die de wijkten
toonstelling hierin heeft, is nog steeds aktueel. Omdat men zich in een stad als
Den Haag verloren voelt in het grote geheel, richten de bewoners zich meer en
meer op hun direkte omgeving: de straat of wijk waarin zij wonen. De Gemeente
stimuleert dit met wijk- en dienstencentra, het inzetten van wijkagenten, het orga
niseren van wijktentoonstellingen etc., terwijl de bewoners zich in hun buurvere-
niging aktief bezig houden met het verbeteren van het woon- en leefmilieu in de
wijk.
Het samenwerkingsverband is een van de meest essentiële kanten aan de wijkten
toonstelling. Hiermee wordt gepoogd een bijdrage te leveren aan het gemeen
schapsgevoel in de wijk. Het museum levert geen expositie af en kijkt verder pas
sief toe, maar bereidt de tentoonstelling samen met de bewoners voor; het is in
feite hün tentoonstelling. Ook kan de wijktentoonstelling zich bezig houden met
de verbetering van het woon- en leefmilieu, door in te haken op de problemen,
waarmee de wijk heeft te kampen. Tenslotte is natuurlijk de kennismaking met
verschillende vormen van kuituur op zich een belangrijk element.
De eerste wijktentoonstelling werd in mei 1975 geopend in het wijk- en diensten
centrum van de Archipelbuurt. Als onderwerp was de geschiedenis van de wijk
gekozen, om de bewoners te wijzen op het historisch en kunsthistorisch belang
van hun woonomgeving. De afdeling Haagse Historie van het Gemeentemuseum,
die de organisatie op zich had genomen, nam kontakt op met het Gemeentear
chief, waar dokumentatie in woord en beeld van de Archipelbuurt in ruime mate
beschikbaar was. Bewust werd afgestapt van de aloude taakverdeling, waarin het
museum tentoonstellingen produceerde en het archief als uitleenbureau fungeerde.
Een volledige samenwerking in voorbereiding en uitvoering leek (en bleek) een
goede sleutel tot succes te zijn.
In de Archipelbuurt werden besprekingen gevoerd over de tentoonstelling. Er be
stond bij een aantal mensen sterke behoefte om de problemen die er in de wijk
waren, in de expositie aan de orde te stellen. Na veel heen en weer gepraat en
enige argwaan van sommige bewoners ten opzichte van de bedoelingen van het
museum en het archief, werden in de tentoonstelling onderwerpen opgenomen als
slecht aangepaste nieuwbouw, te grote verkeersintensiviteit, te veel geparkeerde
auto's en de bedreiging van de woonfunktie van de wijk, doordat veel grote pan
den tot kantoor werden gebombardeerd. Het historisch gedeelte liet het ontstaan
en de ontwikkeling van de Archipelbuurt zien, terwijl ook aandacht werd besteed
aan de verschillende bouwstijlen die er in de wijk te vinden zijn.
[181]