dingscommissie én een studiecommissie. Het tekort aan deskundigen deed het be
stuur voorlopig kiezen voor één commissie. De start is dynamisch geweest, waarbij
de aandacht is gericht op de zorg voor en het beheer van een administratie, die pri
mair is vastgelegd op andere informatiedragers dan papier, en op het vaststellen van
eisen en normen bij het toegankelijk maken van archiefbestanddelen met behulp van
automatische procédés. Het bestuur wenst de commissie veel succes in deze technisch
uiterst moeilijke materie. Hetzelfde moge gelden voor de vierde commissie, die ge
doopt werd als de Centrale redactiecommissie voor de provinciale archiefgidsen
en die bestaat uit de Haarlemse stadsarchivaris Drs. Temminck, voorzitter, Mr.
Caspar van Heel, secretaris, en uit de heren Hustinx, Uil en Visser als leden. De
commissie heeft intensief vergaderd en verschillende provinciale hoorzittingen be
legd. In de meeste provincies is dit grootse project nu op gang. Het valt alleen te
betreuren, dat zich hier en daar particularistische ontwikkelingen voordoen, deels
volkomen verklaarbaar omdat men daar al begonnen was vóór de Vereniging van
Archivarissen als coördinerende instantie tussen beiden kwam, deels wat rechtlijnig
omdat men zich gebonden acht aan afspraken tussen de collega's in één provincie
en deze overeenkomst niet wil inruilen voor richtlijnen, die in de meeste andere pro-
vincie's wel zijn aanvaard. Men krijgt dan reactie's te horen zo in de trant van "de
vereniging kan mij nog meer vertellen". Kijk, in wezen heeft de vereniging U de jure
niets op te dragen. Als men niet goedschiks wil meewerken, kan het bestuur kwaad
schiks niets uitrichten. Wij kunnen niet anders dan vriendelijk vragen. De doelstel
lingen van de V.A.N. zijn in art. 2 van de statuten uiterst summier omschreven.
Maar juist omdat een bestuur alleen maar kan vragen moet men er serieus naar
willen luisteren. Want waar er een wil is is er een weg om uit problemen te komen.
Het zou een daad van inspirerende solidariteit zijn indien deze gidsen zonder één
uitzondering in de periode 1977-1982 zouden kunnen verschijnen. Het bestuur heeft
goede hoop dat het zal lukken.
Er is nog een commissie, die niet van ons is, maar in zeker opzicht toch wel van ons
is. Op de vorige jaarvergadering kreeg het bestuur na ampele discussies's toch de
machtiging van de leden om met de Studiekring Overheidsdocumentatie in zee te
gaan voor de organisatie van een cursus voortgezette vorming van gemeenteregistra-
toren waarbij het gaat om inventarisatie van niet-overgebrachte archieven die volgens
een decimale code zijn geordend. Op 9 juni kwam de begeleidingscommissie voor het
eerst bijeen. Zij bestaat uit de heren Bordewijk (V.A.N.), Ketelaar (Rijks Archief-
school), Kölker (Overleg Provinciale Archiefinspecties), Van Meerendonk (Rijks
archiefinspectie) en Schaap (S.O.D.), allen leden van onze vereniging met een groot
gezag en een even grote deskundigheid op hun specifieke terrein. Het is de bedoeling,
dat deze commissie de facto ook de begeleiding van de voortgezette vorming van
rijksregistratoren voor haar rekening gaat nemen. Op 5 februari 1.1. is de cursus voor
16 gemeenteregistratoren van start gegaan. Docenten zijn de collegae Hartong, Van
Heel, Van Nienes en Otten. Zij hebben syllabi voor deze lessen geschreven en her
schreven.
Ik ben erg content, dat de samenwerking van de V.A.N. en de S.O.D. op deze wijze
gestalte heeft gekregen en dat de stormen zijn gaan liggen. Mijn opmerking in mijn
[90]
vorige jaarrede, dat ik hoopte voor het laatst op het meningsverschil te hebben
moeten ingaan, dat V.A.N. en S.O.D. tussen 1971 en 1974 van elkaar vervreemd
had, is in vervulling gegaan.
Het bestuur heeft het vertrouwen, dat nog een andere wens aan inwilliging toekomt.
In een zeer recent gesprek tussen voorzitter en secretaris van de Archiefraad en
voorzitter en secretaris van de V.A.N. op 15 januari 1.1. is ons gebleken, dat een
intradepartementale commissie, die de minister van C.R.M. ondermeer van advies
heeft gediend over de gevolgen voor het archiefwezen van een eventuele doorvoering
van het concept ontwerp van de wet reorganisatie binnenlands bestuur en die de
klinkende naam klankbordcommissie meekreeg, nu zal gaan samensmelten met de
departementale commissie technische herziening archiefwet tot een Commissie Ar-
chiefbeleid. Deze nieuwe commissie krijgt tot taak een beleidsnota te ontwerpen.
De V.A.N. zal dan worden uitgenodigd met een afgevaardigde in deze commissie
zitting te nemen. Ik ben geneigd daarop te reageren met "natuurlijk wordt de
V.A.N. uitgenodigd". Onze vereniging heeft altijd een grote rol gespeeld niet alleen
op het gebied van de vakspecialismen en de geschiedeniswetenschap maar evenzeer
op de terreinen van de organisatie van het archiefwezen en de voorbereidende
maatregelen inzake archiefwetgeving en uitvoeringsbesluiten. Er is geen enkele
reden om zoals wel eens wordt gesuggereerd de vereniging uit dit laatste terrein
terug te dringen opdat zij zich niet aan enige steen kan kneuzen. Ook hierop kom ik
straks wat diepgaander terug.
Opheffing V.W.A.O.
Het afgelopen jaar heeft zich minder gekenmerkt door problemen in eigen huis dan
door grote beroering in het huis van de dochter, de Vereniging van Wetenschappe
lijke Archiefambtenaren in Overheidsdienst. De feiten zijn U bekend. Zonder de zin
van vakbondsbegeleiding in twijfel te trekken was de wijze waarop de V.W.A.O.
zich kon doen gelden door de geringheid van het aantal leden ondoelmatig, door het
ontbreken van specifieke deskundigheid min of meer krachteloos en door onderlinge
ambtelijke afhankelijkheid voor een aantal leden frustrerend. Bovendien kwam be
roep vanuit de leden op de vakbond zelden voor. Merkwaardigerwijze kwam er toen
het voorstel tot opheffing op 22 april 1975 aan de orde kwam, een golf van belang
stelling aanrollen, zo hoog dat zij het bestuur van de vereniging dreigde mee te sleu
ren zij het dat het verstand het weer gauw won van de emoties. Het is op zich een
natuurlijk verschijnsel, dat in een liquidatiefase een bezinning op de doeleinden uit
de begintijd doorzet. Enige stugheid aan de zijde van het aftredende V.W.A.O.
bestuur en een zekere agressief overkomende benadering van de oppositie maakten
een vergelijk niet eenvoudig. Toch wil ik ook in deze jaarrede herhalen wat ik op
27 mei 1975 in Doesburg opmerkte, dat het V.W.A.O. bestuur een moedig besluit
heeft genomen door de opheffing aan de orde te stellen en dat het een zeer sportief
gebaar was van enkele leden, die toch nog zon zagen schijnen aan de horizon, om
op deze Doesburgse kerkvergadering de bestuurlijke verantwoordelijkheid over te
nemen ook al was het op dat ogenblik voor deze Abrahams van het nieuwe verbond
nog niet recht duidelijk waar zij de mosterd moesten halen, die overigens aan
[91]