betrekking heeft op krijgsgevangenen en dat berust in het staatsarchief in Warschau.
H. Altman zet zijn in Archeion XLIX begonnen publicatie van biografieën van
Poolse archivarissen, ontleend aan het Pools Biografische Woordenboek, voort tot de
letter L.
H. Rappaport behandelt de geschiedenis en het archief van de Justitiekamer te War-
schau, een Russische instelling, die bestond van 1876 tot 1917. Het was een politiek
hof, dat ten dienste stond van de russificatie van Polen. M. Szmit gaat in op de
kanselarij en het archief van de Keizerlijke Universiteit te Warschau, die in 1869
was opgericht door het Russische ministerie van onderwijs. Evenals de Justitiekamer
was de Universiteit een tegen Polen gerichte instelling. In 1915 werd zij uit Warschau
geëvacueerd naar Moskou en later naar Rostow aan de Don. In 1961 keerde een
deel van het Universiteitsarchief naar Warschau terug.
J. Golos geeft een overzicht van de op Polen betrekking hebbende documenten in
het persoonlijk archief van de Rus Valerian Platonov, die in het midden van de 19e
eeuw lid was van de Staatsraad in Sint-Petersburg en daarna minister voor Poolse
zaken in Warschau. Zijn papieren werden na de tweede wereldoorlog verkocht in
New York en kwamen gedeeltelijk terecht in het Hoover Institute en in het J. Pil-
sudski Institute, beide in New York. De auteur behandelt alle 234 daar aanwezige
Polonica, waarvan er drie bij zijn artikel zijn afgebeeld.
Aflevering LXII (1975) heeft als openingsartikel een studie van S. Poprawski over de
selectie en vernietiging van bedrijfsarchieven. Het gaat hier over staatsbedrijven en
wel in het bijzonder mijnen, hoogovens en chemische industrie. Voor blijvende be
waring wil men de archieven reserveren van de overkoepelende ondernemingen, ter
wijl die van de ondergeschikte bedrijven voor vernietiging in aanmerking komen.
A. Deren behandelt de destijds door Duitse archivarissen gemaakte ingangen op
Silezische archieven. M. Brzozowska-Jablonska heeft een technisch onderwerp, de
schadelijke invloed van de luchtvervuiling op de archiefstukken. Zij beveelt maat
regelen aan om het bederf, dat vooral in het Silezische industriegebied groot is,
zoveel mogelijk tegen te gaan.
Op 26 januari 1974 werden door de hoofddirecteur van het staatsarchief nieuwe
regels vastgesteld voor het maken van indices op archiefinventarissen, n.l. op perso
nen, plaatsen en onderwerpen. Deze in Archeion afgedrukte regels zullen na twee
jaar praktijk kritisch bekeken worden.
J. Wimmer vraagt zich af, waar de militaire archieven uit de tijd van de Poolse ko
ningen Sigismundus III en Ladislaus IV (1593-1648) gebleven zijn. Misschien zijn ze
door de Zweden in het midden van de 17e eeuw mee naar Stockholm genomen en
daar in 1690 verloren gegaan bij de brand van het archief gebouw.
P. Bankowski wijdt een geïllustreerde bijdrage aan een archiefinstructie uit 1789
voor civiele en militaire commissies. W. Calczynski heeft het over de landkaarten
uit de 19e en 20e eeuw, die afkomstig zijn van de Land Crediet Sociëteit, die be
stond van 1925 tot 1950. Eén is er bij het artikel gereproduceerd.
A. Perlinski vertelt hoe het archief in Bydgoszez tot stand kwam. A. Pawlowska-
Wielgusowa behandelt het archief van de familie Vetter, bierbrouwers en jenever-
[148]
stokers in Lublin in de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw, die o.a. een handels
school in deze stad oprichtten.
B. Spyra gaat in op de problemen van de Silezische archieven, die zowel stukken
over nijverheid als over grondbezit bevatten. H. Musielak geeft een geïllustreerd
overzicht van Polonica in het archief in Lille, naar welke stad veel Polen emigreerden
na de mislukte opstanden van 1830 en 1863. Onder hen waren de religieuze mysticus
Andrzej Towianski en de leraar Jan Koszutski. B. Frankiewicz doet verslag van de
tentoonstelling over Copernicus 1473-1973 in het staatsarchief in Göttingen.
Aflevering LXIII (1975) wordt door H. Robotka geopend met een beschouwing over
de regels voor het beschrijven van kaarten. W. Zysko geeft een door een organisatie
schema verduidelijkt overzicht van de werking van het Duitse Archivamt in Lublin
1940-1944. B. Spyra sluit daarbij aan met een artikel over archieven van de Duitse
bezettende macht in het archief te Pszczyna (Pless).
H. Dobrowolski behandelt de juridische strijd tussen Polen en Hongarije over het
Morskie Oko Meer (1877-1908). Deze werd door een internationaal hof beslist in het
voordeel van Polen. De archivalia over deze zaak berusten in het archief te Krakau.
Op een foto uit 1902 zien we de deskundigen in loco bijeen.
S. Wojcikowa geeft een geïllustreerd overzicht van de Warschause archiefbiblio
theek met 15.000 boeken, 10.000 tijdschriftbanden, 300.000 kranteknipsels en 6000
foto's.
P. Bankowski publiceert brieven van Stanislaw Konarski uit de periode 1725-1773.
Konarski was een monnik der piaristenorde of Patres scolarum piarum, die met de
Jezuieten veel deed voor het onderwijs in Polen. Hij stichtte in 1742 in Warschau
het Collegium Nobilium, dat bestond tot 1832. Enige tot nu toe onbekende brieven
zijn in facsimile bij het artikel afgedrukt.
J. Bielecka behandelt organisatie en werkwijze van de Landgerichte in het Königliche
Preussen, een gebied in het noorden van Polen langs de Oostzee, van de 15e tot de
18e eeuw.
J. Stoksikowna gaat in op het kadaster in Galicië, zowel het Josephs kadaster van
na 1772, genoemd naar keizer Joseph II, als het Franciscus' kadaster uit de eerste
helft van de 19e eeuw, genoemd naar keizer Franz Joseph. Formulieren uit 1785,
1820 en 1848 zijn ter illustratie opgenomen.
L. Chajn doet verslag van zittingen van de Internationale Archiefraad en R. Dermin
van de vierde conferentie van directeuren van archieven in socialistische landen.
In de overzichten van buitenlandse archivistische literatuur worden de jaargangen
1971 en 1972 van het Nederlands Archievenblad genoemd. In de archiefkroniek van
aflevering LXI geïllustreerde mededelingen over de vierde week der Poolse archieven
9-15 mei 1973 met o.a. toepasselijke sluitzegels, conservering van archivalia, archief
tentoonstellingen o.a. in Krakau over steden en kastelen in dat gebied en in Leszno
over het gymnasium (met fraaie tekening van het gebouw uit 1714). Er zijn ook
weer enige necrologieën, o.a. van Henryk Altman (1897-1974).
J. H. v. d. HO.
[149]