W. B. van der Vijver vraagt zich af of particuliere verzamelingen een ernstige zaak
zijn of niet meer dan een statussymbool? Naast de staatsarchieven heeft de archief
dienst van Zuid-Afrika ook altijd onder de naam "aanwinste" archieven en verzame
lingen van particulieren bewaard, die van geschiedkundige waarde zijn. Slechts in
enkele bijzondere gevallen kwamen dergelijke papieren in universiteitsbibliotheken
terecht. In 1964 werd echter aan de Universiteit van de Oranje Vrijstaat het z.g.
Politieke Argief (P.A.) opgericht ter verzameling van papieren van politici. De
staatsarchiefdienst zou zich dan van die papieren onthouden. In 1970 werd vervol
gens het Instituut vir Eietijdse Geskiedenis (INEG) opgericht, waarin het P.A. werd
opgenomen. Het INEG ging zich ook toeleggen op het verzamelen van andere par
ticuliere archieven, dan die van politici. Terwijl bij de staatsarchieven een band
is tussen de daar opgenomen overheidsarchieven en particuliere archieven zo
wel wat de aard als de plaats van uitoefening van de functie van de par
ticulier betreft, ontbreekt bij het INEG een dergelijke relatie, daar het werft
van de Kaap tot Transvaal. En dan liefst van vooraanstaande figuren, om het
aanzien van de Universiteit te doen stijgen. De stukken zijn er soms ook slechts voor
eigen onderzoekers toegankelijk, terwijl bij de staatsarchiefdienst de openbaarheid
voor ieder wettelijk op dezelfde wijze geregeld is. De auteur pleit dan ook voor
zoveel mogelijk concentratie van particuliere archieven bij de staatsarchiefdienst om
te grote verspreiding en ongelijkheid van raadpleegbaarheid tegen te gaan en om deel
te hebben aan de dataverwerking via de computer, waarover in het tweede artikel
van deze aflevering sprake was.
Kroniek, opgaven van geordende archieven, waaronder die van Kaiserliche Bezirks-
amter in Zuid-West Afrika, aanwinsten, projekten en publikaties en boekbesprekin
gen besluiten deze zestiende aflevering.
J. H. v. d. HO.
Aan de Engelse samenvatting van de inhoud van het Poolse Archeion is het volgende
ontleend. Aflevering LX (1974) begint met een artikel van S. Nawrocki over de toe
passing van cybernetica bij archiefwerk. Cybernetica, de wetenschap van communi
catie, besturing en controle in machines en levende organismen, werd in 1955 in
Oost-Europa in de ideologie geïncorporeerd. In de besturingsstructuur werden terug
koppelingen onder ideologische controle ingevoerd en de cybernetica werd aanvaard
als een methode voor het besturen van de economische planning en de industriële
produktie. De informatiewetenschap is een onderdeel van de cybernetica en deze
speelt daarom ook een rol in de archiefterminologie.
A. Muszynski levert kritiek op registratuurplannen en geeft voorbeelden ter verbete
ring. M. Bandurka maakt enige opmerkingen over rechterlijke archieven uit de
periode tussen de beide wereldoorlogen. F. Cieslak gaat in op de enige jaren geleden
ingevoerde driedeling in de Poolse archieven: oude archieven tot het einde van de
18e eeuw; 19e en 20e eeuwse archieven tot 1945; archieven van de Volksrepubliek
Polen. Sommige archiefbewaarplaatsen kennen echter slechts twee afdelingen, ter
wijl andere er vier hebben. De auteur zou de voorschriften willen aanpassen aan
deze z.i. praktische oplossingen.
[146]
P. Bankowski beschrijft een onlangs in het archief van het diocees Olsztyn gevonden
inventarium litterarum et iurium in erario castri Allenstein anno domini MDXX,
dat eigenhandig geschreven werd door de grote astronoom Nicolaus Copernicus, die
toen de goederen van het kapittel van Warmia beheerde. Foto's van het manuscript,
transcriptie en vertaling in het Pools zijn als bijlagen opgenomen.
M. Trojanowska analyseert karakter en geschiedenis van de zegels van de stad
Lublin van 1317 tot 1811 en geeft vervolgens een complete, geïllustreerde catalogus
van deze 22 zegels.
J. Podralski behandelt de archieven van het oude hertogdom Stettin, dat in het mid
den van de 17e eeuw werd opgenomen in het koninkrijk Pruissen. Na de tweede
wereldoorlog werd het Pools gebied en in 1962 droeg de D.D.R. de daar achterge
bleven op Stettin betrekking hebbende archivalia aan Polen over.
I. Sulkowska-Kurasiowa schrijft over de 117 registers van de Poolse Kroon over de
periode 1735-1794, waarin de belangrijkste staatsaangelegenheden werden aangete
kend. Na de derde deling van Polen in 1795 werden ze door de Russen naar Moskou
overgebracht, vanwaar ze na het verdrag van Riga van 1921 voor het grootste deel
naar Polen terugkeerden.
W. Calczynski vertelt iets over de landkaarten, die gediend hebben bij processen
over de begrenzing van onroerend goed. J. Bugajski schrijft over de ordening van
op het Poolse Galicië betrekking hebbende archiefstukken van het Oostenrijkse mi
nisterie voor de spoorwegen, welke stukken in 1918 aan Polen werden overgedragen.
C. Hruszkowa en E. Scholtz geven een overzicht van audiovisueel materiaal in de
archieven van Poznan (Posen). J. Plucinski behandelt de veranderingen in het bin
nenlands bestuur in Polen in 1950. Ter verduidelijking zijn zeven tabellen van orga
nisatiestructuren opgenomen.
L. Chajn doet verslag van de XIVe Table Ronde des Archives in Luxemburg van
15 tot 18 mei 1973. Op een foto zien we de collega's bijeen voor het Brusselse Con
grespaleis. R. Kowalik vertelt over zijn werk bij de conservering van archivalia in
Egypte en Irak in 1972 (met illustraties).
Aflevering LXI (1974) wordt geopend door J. Plocha met een studie over de inven
tarisatie van charters. M. Bielecka gaat in op de problemen bij het ordenen en be
schrijven van de talrijke varia uit de 16e-18e eeuw, losse stukken van juridische en
economische aard, die niet behoren tot een bepaald archieffonds. M. Motas behan
delt een in alle landen voorkomend archiefprobleem: de selectie en vernietiging van
archiefstukken.
M. Stankowa leverde een geïllustreerde bijdrage over de Acta iudiciorum novorum
palatinatus Lublinensi anni 1563. Deze rechters behandelden zaken die onder juris
dictie van de koning vielen.
M. Kosman beschrijft wat er over is van de archieven van de Litause Uniteit, een
protestantse gemeenschap, die bestond van de 16e tot de 20e eeuw. B. Frankiewicz
behandelt de kartografische verzameling betreffende West-Pommeren in het staats
archief in Stettin. De oudste kaart is uit de 15e eeuw.
C. Kwiatkowska heeft het over archiefmateriaal uit de tweede wereldoorlog, dat
[147]