Boekbespreking Mr. O. Schutte, Catalogus der zegelstempels berustende in het Koninklijk Penningkabinet en andere verzamelingen. ('s-Gravenhage) 1971. (Zonder de Index verschenen in De Nederlandsche Leeuw 1971, k. 329-383 en 386-427.) Mr. Schutte heeft met de uitgave van deze catalogus een goed werk gedaan: nog nooit was hier te lande een enigszins algemeen overzicht verschenen van wat op het gebied van zegelstempels is bewaard gebleven. Wel is bekend, dat talrijke Neder landse gemeentemusea een min of meer uitgebreide serie stempels van de opeen volgende en van gelijktijdig gebruikte stadszegels bezitten, maar de gepubliceerde gegevens daaromtrent zijn verspreid over allerlei museumcatalogi, monographieën, tijdschriften en jaarboeken1. Oorzaak van het ontstaan van de collectie zegelstempels in het Koninklijk Penning kabinet is een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 1878 (Ned. Staatscourant 4 april 1878, No. 80), waarbij werd bepaald, dat de in rijksverzame lingen aanwezige zegelstempels naar genoemd Kabinet dienden te worden over gebracht om daar te worden bewaard. De (elf) 'andere verzamelingen', waarvan de titel gewaagt, zijn die van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, de Hoge Raad van Adel en de Kanselarij der Nederlandse Orden, alle te 's-Gravenhage, de Rijks archieven in Zeeland, Friesland en Overijssel, het Stedelijk Museum het Catharina Gasthuis te Gouda, het Zeeuws Museum te Middelburg, het Postmuseum, het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde en het Cen traal Bureau voor Genealogie, alle te 's-Gravenhage. 1 Zo bv.: Gelders Zilver, Tentoonstelling Gemeentemuseum Arnhem 1955, Werken Gelre No. 28, Arnhem 1955. S. Muller Fz., Beschrijving der Utrechtsche stadszegels, Utrecht (1916). A. T. Schuitema Meijer en W. K. van der Veen, Zegel, wapen en vlag van de stad Groningen, Groningen 1965. Zegels en wapens van steden in Zuid-Holland, 's-Gravenhage 1966, Zuid-Hollandse Studiën XII. Varia in: J. Kalf, Lijst der zegels uit de nalatenschap van Jhr. Dr. J. P. Six Jaarverslag Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam 6 mei 1901 uitgebracht. (Aan het slot zegelstempels.) Van 243 zilveren stempels van Bosse schepenen, eigendom van het Provinciaal Genoot schap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, bestaat alleen een getypte cata logus. [130] De stof is overzichtelijk ingedeeld: I Huis Oranje-Nassau, II Overheid in Nederland en de koloniën, onderverdeeld in zeven tijdvakken, een afdeling Oost-Indië en een afdeling West-Indië, III Kerkelijke instellingen in Nederland, IV Overheid buiten Nederland, V Kerkelijke instellingen buiten Nederland, VI Particulieren, VII Varia, VIII Copieën. Daarbij kan men zich dan afvragen, waarom No. 476 Japan, 18de eeuw, met rand schrift 'D(e) O(ostindische) C(ompagnie) JAPAN' niet is ingedeeld bij de andere Compagnie's zegels, Nrs. 18-28, onder lib Republiek der Verenigde Nederlanden (1579-1795)), en No. 480, Guinea, 1795, zomede No. 481, Guinea, 1798, beide met randschrift: Bataafsche Republiek, niet liever voor No. 104 onder IIc Bataafse Republiek? De West-Indische Compagnie werd in 1791 door de Staten-Generaal opgeheven; het is daarom de vraag, of het wel geeigend is, de stempels van het 19de- eeuwse Gouvernement ter Kuste van Guinea (Nrs. 482-487) onder West-Indië te brengen. Maar gelukkig brengt de goede index van het werk alle onderzoekers in het rechte spoor. Is No. 441, Plaatselijk Bestuur van Beringhen (Z.-Br.) wellicht uit het tijdvak 1815- 1839, derhalve XlXa (eerste kwart 19de eeuw) in plaats van XXa? (drukfout?). Het ontgaat mij, waarom de Prior van St. Pieter van Boeugessent (No. 519) is in gedeeld bij de Particulieren en niet bij Kerkelijke (liever: Geestelijke) instellingen buiten Nederland. Een uitstekende gedachte was het opnemen van een index van ontwerpers en stempelsnijders; de stempelmaker Wartna uit 1956 kon niet laten op het handvat van stempel 414 ook zijn telefoonnummer te vermelden! In de afdeling Copieën zijn zeer heterogene elementen ondergebracht. De stempels Nrs. 774 en 775 van Willem II graaf van Holland, Roomskoning, hoewel vermeld in het Corpus Sigillorum Neerlandicorum (Nrs. 522 en 523) worden al jaren voor falsa gehouden.2 Het is nauwelijks gedurfd, van een midden-13de-eeuws zegel te zeggen: Als die stempel echt was, zou er toch wel eens ooit, ergens, een oorspronke lijke afdruk van zijn aangetroffen en dat is niet zo, ook niet bij de recente onder zoekingen van Dr. Kruisheer3, die in buitenlandse archieven allerlei zegels van graven van Holland en van gravin Ada heeft opgespoord, welke in het 30 jaar vroeger gepubliceerde Corpus Sigillorum niet voorkomen.4 Naast deze falsa vindt men in de afdeling Copieën een zegel der Abdij van Rijns- 2 Litteratuur over deze zegels: Die Haghe Jaarboek, p. 15. O. A. van Kerkwijk, Directeur van het Penningkabinet, schreef in Bull. Oudh. Bond 1916: Beide stukken in lateren tijd vervaardigd. 3 J. G. Kruisheer, De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, 's-Gravenhage-Haarlem 1971, Hollandse Studiën 22. 4 Volgens mondelinge mededeling van Dr. Victor Tourneur, Hoogleraar te Brussel, aan mij, moet er in Gent (B.) sinds de zestiger jaren van de vorige eeuw een werkplaats hebben bestaan, waar op ruime schaal koperen en bronzen stempels van stads- en andere zegels werden nagemaakt. Nadat hijzelf er op de markt een had gekocht en bij een volgende marktwandeling eenzelfde stuk zag liggen, ontspon zich een gesprek met de koopman over de vraag of er meer exemplaren van een stempel te krijgen waren. 'Hoeveel wilt U er, Mijnheer?' vroeg de man zakelijk. [131]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 26