De archiefsituatie op de Nederlandse Antillen Op verzoek van de regering van de Nederlandse Antillen is het hoofd van de afdeling rijksarchiefinspectie van de Rijksarchiefdienst, de heer H. J. van Meerendonk van 22 april tot 3 juni 1975 door de Algemene Rijksarchivaris ter beschikking van deze regering gesteld om een oordeel te geven over de ontwikkeling van de archiefdien sten in de Antillen. Voorts werd hem gevraagd om deze diensten kritisch door te lichten en te adviseren met betrekking tot hun toekomstige verdere uitbouw. De twee archiefdiensten, het Centraal Bureau voor Registratuur en Archiefzaken (CBRA) en het Centraal Historische Archief (CHA), beiden onderdelen van het ministerie van Algemene Zaken, hebben elk een afzonderlijke eigen taak in het archiefwezen van de Nederlandse Antillen. Anders dan in Nederland, waar het ar chief bij elk ministerie afzonderlijk wordt beheerd door een afdeling post- en archief zaken, is er op de Antillen één centraal archief voor alle departementen tesamen. Het CBRA beheert het archief van de centrale regering in de periode, waarin de vraag naar bescheiden afgestemd is op het gebruik in de overheidsadministratie (dy namische periode) en voorts nog enkele tientallen jaren daarna voor administratieve afwikkeling van zaken en naslag (semi-statische periode). Het CBRA, voortgekomen uit de oude Gouvernementssecretarie en per 1 augustus 1968 als zodanig ingesteld, registreert de ingekomen en opgemaakte archiefbescheiden voor alle ministers en de centrale onderdelen in Fort Amsterdam en vormt het archief. Het CHA beheert de archieven ook de archieven van andere overheidsorganen na de overbren ging (statische periode). Uiteraard staan beide archiefdiensten in de eerste plaats ter beschikking van de landsregering, maar het CHA, ingesteld op 26 augustus 1969, kreeg als speciale opdracht erbij het centraal beheren van de overgedragen overheids- en particuliere archieven in het belang van het historisch onderzoek. De opdracht van de heer Van Meerendonk was voor wat betreft de oudere archieven een vervolg op twee daaraan voorafgaande onderzoeken ingesteld in 1965 en 1968/9 door respectevelijk mevrouw dr. M. A. P. Meilink-Roelofsz, destijds rijks archivaris en haar medewerker drs. M. P. H. Roessingh, chartermeester I bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. De recente archieven werden door hen slechts terloops genoemd. Mevrouw Meilink, die van half september tot eind decem ber 1965 in de overzeese rijksdelen vertoefde, bracht rapport uit over de veelal schandelijke verwaarlozing van de archieven. Haar rapport heeft grote invloed gehad op de bestuurskantoren van de Nederlandse Antillen, uitgezonderd op St. Eustatius. [124] De regering heeft naar aanleiding van dit rapport enkele belangrijke maatregelen getroffen, o.a. het instellen van het Centraal Historisch Archief. Het werk van mevrouw Meilink heeft zich, naast deelname aan de "Caribbean Archives Confe rence" in Jamaica, beperkt tot het constateren van de toestand van de openbare archieven in de Nederlandse Antillen en Suriname en het verrichten van een onder zoek naar particuliere archieven en verzamelingen van Nederlandse documenten in West-Indië. Drs. Roessingh was, eerst oriënterend van 31 januari tot 8 maart 1968 en daarna van mei 1968 tot juni 1969, in het kader van het Nederlands technisch hulpprogramma ter beschikking van de regering van de Nederlandse Antillen gesteld. Hij heeft zich vrijwel uitsluitend kunnen bezig houden met het opleiden van een beheerder. Ook heeft hij geadviseerd over een tijdelijke huisvesting van het CHA, alsmede inzake de inrichting van de archiefdienst en de veiligstelling van de archiefbescheiden. Een aantal beschrijvingen van de zeer onvolmaakte inventaris-Boskaljon is door drs. Roessingh verbeterd. In zijn op 2 april 1976 aan de minister-president van de Nederlandse Antillen toege zonden1 advies citeert de heer Van Meerendonk vrijwel letterlijk vijftien waarne mingen van mevrouw Meilink en geeft daarbij de situatie weer, die hij in 1975 aan trof. 1. De soms verregaande staat van verwaarlozing waarin speciaal de overheids archieven zich bevinden. In het algemeen is de toestand van de jongste archieven nu zeer goed tot redelijk. De niet-actuele archieven van de bestuurskantoren zien er echter nog steeds zeer slecht tot redelijk goed uit. De uitersten liggen tussen zeer slecht op St. Eustatius en een begin van een goede aanpak op Aruba2. 2. De soms zeer slechte staat van de registers van het kadasterhet hypotheek kantoor, Domeinen en de Burgerlijke stand door de slechte kwaliteit van het papier en de inkt en de verwoestingen door insecten aangericht. De toestand van de B.S.-registers bevestigt de opvatting, dat deze registers, welke regelmatig geraadpleegd worden, in de loop der jaren daardoor zullen verslijten. 1 Door bemiddeling van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen, Zijne Excellentie E. G. Maduro, aan wie het op 9 april 1976 in het Antillenhuis te 's-Gravenhage werd aangeboden. Op 7 april overhandigde de heer Van Meerendonk te Amsterdam een exemplaar aan de directeur van het bureau van de Nederlandse Stichting voor Culturele Samenwerking met Suriname en de Nederlandse Antillen drs. M. D. Thijs. Daarbij was ook de redacteur van het Archievenblad aanwezig. 2 Op Aruba werkten in 1959 de heren J. de Haas uit Amsterdam en P. v. d. Plas uit Hillegom door bemiddeling van het registratuurbureau van de Vereniging van Neder landse Gemeenten aan de reorganisatie van het dynamisch en statisch archief, het her stellen van de oorspronkelijke ordening van het oud-archief (van 1842 af), het opstellen van een lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken (zie hierna onder punt 8). het opzetten, schrijven en doceren van een cursus archiefverzorging en het adviseren bij de inrichting der archiefadministratie van de diensten (red.). [125]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 23