vereniging gevrijwaard voor tweespalt in eigen kring en kan de V.A.N. zich gaan toeleggen op de wetenschappelijke aspecten van het vak op zich en op het aankno pen, onderhouden en versterken van banden met onderwijs, academie en zustervere nigingen in binnen- en buitenland. Maar dan laat de vereniging een deel van zijn ar beidsterrein, vanaf den beginne door ons bewerkt, aan anderen over. Dit is iets wat het bestuur niet wil en wat U ook niet moet willen. Zonder de vereniging zouden vele gedachtenwisselingen niet op gang zijn gebracht. Zij zal diligent moeten zijn, dat geen zaak buiten haar om wordt behandeld. En wanneer er vakbroeders zijn die het tegendeel beweren en hun gedachten goed kunnen verwoorden dan hebben zij nog geen gelijk omdat zij het zo aardig kunnen zeggen. Er zijn er onder ons, die de toekomst van de vereniging zien in een openbreking van het lidmaatschap naar alle categorieën medewerkers in het archiefwezen, van dienst hoofd tot bediende. Het is een sympathieke, democratisch overkomende gedachte, die bij het bestuur echter weinig response kreeg en krijgt juist vanwege de vrees voor de ongelijksoortigheid van de vorming van de leden. In een gesprek, dat een delega tie uit het bestuur op 12 december 1975 had met het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Bedrijfsarchivarissen werd van de zijde van deze zustervereniging juist opgemerkt, dat zij ernstig leed aan het grote verschil in opleidingsniveau van haar leden. Er wordt in deze kring gezocht naar een norm voor toelating op basis van een vakexamen. Een federatie van de V.A.N. met zusterverenigingen is ook een gedachte, die sym pathie ontmoet bij een aantal leden. Een pleidooi voor samenwerking van het N.V.B.A.-bestuurslid IJzendoorn aan het slot van de zo geslaagde studiedagen over bedrijfsarchieven wekte de verwachting, dat er in deze kring over te praten viel. Het hierboven gememoreerde gesprek van 12 december 1.1. leerde ons echter, dat de N.V.B.A. voorshands het nut van een federatie, laat staan van een volledig samen gaan niet inziet. De bedrijfsarchivaris zit dan ook zoals het lid van de S.O.D. meer aan de z.g. business-kant. De onderzoekstaak van de archivaris in de klassieke zin is hem in de meeste gevallen niet gelaten. Vandaar ook dat in de kring van bedrijfs archivarissen de bereidheid veld wint archieven af te stoten naar de overheids archiefdiensten. In het algemeen blijkt ook de visie, die alles verwacht van de fusie, aan kracht in te boeten. Niet elke fusie brengt verbetering, eerder verslechtering in de positie van de partners. Juist na de jaren van bijna stormachtige groei zou een nieuw ledenbestand uit de kringen van het administratief en technisch personeel of uit de groepen, die op andere wijze dan wij met archieven bezig zijn, tot vervreemding kunnen leiden. Gelukkig worden de vergaderingen van onze vereniging zeer goed bezocht, niet in het minst door de jonge leden. Toch valt het mij op, dat juist leden uit de top van het archiefwezen nog wel eens verstek laten gaan omdat zij het te druk hebben met hun bedrijf, met het convent van rijksarchivarissen of met de kring van ge meente- en streekarchivarissen-diensthoofden. Alleen al op basis van deze echt menselijke motieven van vergadermoeheid zou er uit absentie vervreemding kunnen groeien. [98] Slotbeschouwing Ruim acht jaren, geachte dames en heren, heb ik deel uitgemaakt van het vereni gingsbestuur. Dankzij de welwillendheid van de ledenvergadering van februari 1972 werd mij de kans geboden de in het reglement voor bestuursleden voorziene ambts termijn van vijf jaar met 60% te overschrijden. Het is niet aan mij te oordelen of Uw besluit wijs is geweest. Zelf kijk ik voor wat mijn aandeel betreft niet zonder critische zin op deze periode terug. Ik ben geen vakexegeet noch een visionair pro feet. Er zijn zaken, die ik niet doorzie. Bovendien ben ik misschien speelt mijn zuidelijke komaf daar in mee een man van het harmoniemodel, die wel eens moeite heeft met zijn plaatsbepaling in een tijdperk, dat de antithesen aanscherpt, wat hoop ik toch niet tot gevolg heeft gehad dat ik kleurloos was. Een voorzitter van een vereniging heeft minder dan een manager het recht zijn zin door te zetten. Maar ook van de manager merkt professor Drenth, hoogleraar in de arbeids- en organisatiepsychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, op dat hij als leider het meest succesvol zal zijn als alles hem meezit of als alles hem tegen zit. In een situatie, die tussen deze polen ligt, dient de stijl van leiding geven een meer buigzame en tolerante te zijn. Misschien dat ook in onze vereniging, waar de meningen niet altijd parallel lopen, een soepele opstelling van het bestuur de meeste perspectieven biedt. Maar deze verdraagzaamheid is voor de betrokken bestuurs leden wel meer tijdrovend. Wanneer het bestuur dan in de afgelopen jaren hier en daar wat heeft kunnen bereiken het is niet uit valse vriendelijkheid gezegd maar uit de grond van mijn hart dan is dit alleen te danken aan de inzet en het door zicht van alle bestuursleden, de royale steun en de loyale critiek van de leden, de toewijding van de redacteur van het Nederlands Archievenblad, de sportieve houding van de algemene rijksarchivaris in zaken waar inzichten afweken en de morele en financiële steun van de minister van C.R.M. Al waren de zorgen wel eens groot, in het algemeen zijn het voor de secretaris, die mij zo trouw vervoerde, informeerde en stuwde, en voor mij plezierige jaren geweest. De verandering in sfeer vertaalde zich misschien wel het beste in de overgang van de mijnheer-mijnheer-mevrouw ver houding, die ik in 1968 aantrof, naar de Ruud-Louis relatie, die onder mijn voor ganger Renting ingang vond. De Brabantse voorzitter en secretaris treden terug om hun plaats in te ruimen voor een voorzitter en secretaris uit het Oversticht. Wij beiden, Ig en ik, doen dit met des te meer onbekommerdheid waar zeer bekwame handen beschikbaar blijven en beschikbaar komen, op wie de gulden regel uit een van de Karolingische capitularia van toepassing is "quamvis melius sit bene facere quam nosse, prius tarnen est nosse quam facere". De voorzitter houdt als zijn insignium dignitatis de voorzittershamer onder zich. Meestentijds ben ik vergeten deze mee te nemen, wel een aanwijzing voor de sfeer van redelijkheid en goede manieren, die in de V.A.N. pleegt te heersen. Ik heb hem vandaag meegebracht om hem straks over te reiken bij wijze van effestucatio. De toespraken van Samuel Muller, geachte dames en heren, leden van de Vereniging van Archivarissen in Nederland, lenen zich in hun peroraties altijd goed voor herhaling. Laat ik mij ook in dit geval veroorloven de woorden te herhalen, die Muller tachtig [99]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 10