De rubrieken welke met onderwerpen zijn aangeduid vertonen wegens het complexe karakter van de Indonesische kwestie een 'grote onderlinge samenhang', zoals de inleiding (blz. 14) erkent. Daardoor ook waren talrijke verwijzingen nodig. Bij lang niet alle rubrieken gelukte het de inventarisator het terrein duidelijk af te bakenen. Het aanbrengen van een preciese scheiding tussen rubrieken als 'Staatkundige her vormingen van het Koninkrijk' (II B 3) en 'Onderhandelingen met de Republik In donesia' (II B 5) is uiteraard een helse klus, wanneer we bedenken, dat de onderhan delingen met de Republiek ondermeer de staatkundige hervormingen binnen het koninkrijk betroffen. Daarnaast is er een vrij omvangrijke rubriek 'Beleid van de Nederlands-Indische regering' (II B 6). waarmee ik moeilijk uit de voeten kan, om dat uiteraard ook de andere rubrieken talrijke 'beleidsstukken' bevatten. Zo zijn, om een voorbeeld te noemen, de stukken betreffende de onderhandelingen tussen de Commissie-Generaal en de Republiek te vinden zowel in rubriek II B 5 als in rubriek II B 6, terwijl het waarom van die splitsing niet duidelijk is. Ik dacht, dat veel problemen vermeden althans omzeild hadden kunnen worden door de diverse elkaar nu overlappende rubrieken onder te brengen in een grote rubriek 'Staatkundige aangelegenheden', waarbinnen de eventuele onoverzichtelijkheid ge compenseerd had kunnen worden door inventarisnummers betreffende eenzelfde onderwerp zoveel mogelijk te groeperen. Een dergelijke rubriek had dan een wellicht niet zo concrete aanduiding meegekregen, maar aan de eis, dat rubrieken onderling exclusief moeten zijn, had dan beter kunnen worden voldaan. De voortreffelijke indices op personen en zaken dragen bij tot de toegankelijkheid van de inventaris, door mej. Dutilh vervaardigd in het kader van haar opleiding tot hoger archiefambtenaar. Minder enthousiast kan ik persoonlijk zijn over de mo dieuze rode kaft, die mij doet vermoeden, dat men erin is geslaagd voor een koopje de hand te leggen op overtollig geworden omslagpapier van Mao's befaamde rode boekje. F. J. M. Otten National Archives Conferences In 1967 wordt door de National Archives and Records Service (verder aan te duiden als N.A.) van de Verenigde Staten het initiatief genomen om halfjaarlijkse kon- gressen te gaan organiseren in het gebouw van de N.A. te Washington, D.C. Het doel is de archiefbeheerder informatie te laten geven over de aard van de door hem beheerde archieven en ideeën te doen opperen over het zo nuttig mogelijke gebruik van deze archieven. Hierbij zullen de wetenschappelijke onderzoekers in de gelegen heid worden gesteld om suggesties te doen over de wijze waarop hun onderzoekingen in de archieven kunnen worden vergemakkelijkt. Om het gestelde doel zo dicht mogelijk te benaderen wordt besloten tot een integrale uitgave van de op de kongressen gehouden lezingen en diskussies tussen archief beheerders en onderzoekers. Deze uitgave is begonnen in 1973 en tot nu toe zijn in een reeks, die de titel National Archives Conferences draagt, 7 delen verschenen. De uitgever van de eerste 6 delen is de Ohio University Press te Athens. Deel 7 is uitgegeven door de Howard University Press in Washington, D.C. Behalve van het [42] eerste deel van deze serie United States Polar Explorationvolgen hierna korte samenvattingen van de tot dusverre gepubliceerde delen. Alle delen kosten 10, behalve deel 7, dat 9,95 kost. Deel 2 (1973), The National Archives and Statistical Research, heeft betrekking op het kongres van 27 en 28 mei 1968. De redakteur is Meyer H. Fishbein. Na een aantal verhandelingen over de problemen rond de bewaring en het gebruik van statistisch archiefmateriaal worden de diskussies over deze bronnen in verband met een groot aantal onderwerpen weergegeven, te weten: bevolking, publieke opinie, handel, vervoer, verbindingen, fabriekwezen, landbouw, visserij, mijnbouw, wel stand, inkomen, arbeid, prijzen, welvaart, onderwijs, godsdienst en misdaad. Na een samenvattende beschouwing over de resultaten der diskussies wordt in een aan hangsel een overzicht gegeven van de in de N.A. berustende archieven van statisti sche aard. Deel 3 (1974), Captured German and Related Records, is geredigeerd door Robert Wolfe, hoofd van de zogeheten 'Captured Records Branch' van de N.A., en betreft het kongres van 12 en 13 november 1968. In eerste instantie worden de problemen, die aan het buitmaken van archieven kleven, behandeld, zoals bescherming, gebruik en teruggave. De overgrote meerderheid van de besproken archieven is van Duitse herkomst, in Amerikaans bezit gekomen gedurende en kort na de Tweede Wereld oorlog. De N.A. zijn, buiten Duitsland zelf, het voornaamste centrum voor de studie van de geschiedenis van Nazi Duitsland. Het in een aanhangsel weergegeven over zicht van de desbetreffende archieven, die overigens na het vervaardigen van mikro- films (niet in de eerste plaats voor wetenschappelijke doeleinden) zijn teruggegeven, maakt duidelijk, dat dit materiaal niet op Nazi Duitsland alleen betrekking heeft. Zo zijn er mikrofilms van archieven betreffende de Duitse buitenlandse politiek vanaf Bismarck, van de archieven van de Duitse marine (1850-1945), van stukken van officiële en persoonlijke aard betreffende de Pruisische militaire geschiedenis, teruggaande tot in de 18e eeuw, van archieven, afkomstig van militaire instanties van het vroegere koninkrijk Beieren (1866-1913) en van dokumenten aangaande de Duitse miltaire geschiedenis in het algemeen (1675-1935). Ook blijken er mikro films te zijn van archiefmateriaal van Russische, Hongaarse en Italiaanse herkomst, van belang voor het onderzoek naar de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat de militaire betekenis voorop staat. Een bijzonderheid is ten slotte nog, dat onder de deelnemers aan het kongres 2 Ehjitsers waren: Helmut Krauschnick, tot 1972 direkteur van het Institut für Zeitgeschichte te München en hoogleraar, en Wolfgang A. Mommsen, van 1967 tot 1972 chef van het Bundesarchiv te Bonn. Deel 4 (1974), The National Archives and Foreign Relations Research, verscheen naar aanleiding van het kongres van 16 en 17 juni 1969 en is samengesteld door Milton O. Gustafson. Begonnen wordt met een algemeen overzicht van de archie ven, die van belang zijn voor onderzoek op het terrein der buitenlandse betrekkingen, zoals de archieven van het State Department en de ministeries van oorlog en marine, en voorts de buitgemaakte buitenlandse archieven, presidentiële bibliotheken, karto- grafisch materiaal van uiteenlopende aard. audio-visuele dokumentatie en veron- [43]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 25