van de jaren veertig worden gedetailleerd behandeld, hoewel misschien een beknopte samenvatting voldoende zou zijn geweest. Verkade heeft echter in het algemeen een aanvaardbaar evenwicht weten te vinden in zijn beschrijving van de vele door Thor- becke ontplooide aktiviteiten (ook op economisch terrein: zie hoofdstuk VI). Men is al lezend geneigd bij een enkel detail een vraagteken te zetten, zoals bij kwa lificaties als 'de uiterst radicale schendblaadjes als „De Ooyevaer"' enz. (p. 136), 'het „Gelderse Haagje" met zijn plebeïsche oud-indisch gasten' (p. 195), of bij het gezegde over 'de illusoire wereld van een hofcultuur' waar Verkade, weinig ter zake, naar Elias' Die höfische Gesellschaft verwijst, (p. 120, vgl. ook p. 101). Deze kleinigheden doen overigens weinig af aan de waardering voor Verkades resul taat. Anders ligt dat echter met Verkades uiteindelijke conclusie: 'Na alle relativeringen in het voorafgaande kan toch worden volgehouden, dat Thorbecke als dominerende figuur in het Nederlandse liberalisme van de XlXe eeuw, de personificatie was van dat autochtone liberalisme, dat Oost-Nederland heeft ingebracht in deze algemene Europese geestesstroming.' Naar mijn. inzicht zijn de door Verkade zelf aangegeven 'relativeringen' om ons daartoe te bepalen van ideologische en geografische aard van zodanig gewicht, dat de pragmaticus Thorbecke niet zo getypeerd kan worden. Tenslotte past het om er in dit tijdschrift op te wijzen dat de schrijver bij zijn mate riaalverzameling met enkele ernstige problemen te kampen heeft gehad. Wel heeft hij inzage gekregen in de briefwisseling van Thorbecke, waarvan de uitgave door Hooykaas wordt voorbereid, maar de correspondentie met zijn goede jeugdvriend W. A. Schimmelpenninck van der Oye bleef onvindbaar, terwijl het familiearchief van De Kempenaer (1793-1870), zelfs niet voor een serieuze studie als deze, werd vrijgegeven (p. 231 n. 35). Het smaakvol door de Walburg Pers uitgegeven boek sluit af met een niet-volledige lijst van bronnen en literatuur, een Zusammenfassung en een uitstekend register van personen en geografische namen. A. H. Huussen jr. M. Dutilh, Inventaris van. de papieren van Dr. HJvan Mook. 's-Graven- hage, 1975 (Algemeen Rijksarchief). 101 blz-, offset. De Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief beheert een benijdenswaardig aantal particuliere collecties, afkomstig van personen die in de laatste decennia van het Nederlandse bewind in Indonesië een vooraanstaande rol speelden. Deze collecties worden intensief benut bij de studie van een periode, die al enige tijd sterk in de historische belangstelling staat. In 1966 verwierf het Algemeen Rijksarchief de collectie Dr. H. J. van Mook. Het is typerend voor de Nederlandse geschiedschrijving, dat over een figuur van het formaat van Van Mook, vanaf de jaren 1930 tot najaar 1948 hoofdrolspeler in de Indonesische kwestie, nimmer een historische studie is verschenen, laat staan een verantwoorde biografie zoals die in Engeland in grote aantallen worden gepubli ceerd. Daarom is het des te verheugender, dat nu van Van Mook's persoonlijk archief een inventaris in offset is verschenen. De inleiding van deze inventaris bevat een in overwegende mate op archiefstudie [40] gebaseerde levensloop van Van Mook, welke schets terecht, gezien de lacune op dit terrein, door een zekere uitvoerigheid wordt gekenmerkt. De verantwoording van de inventarisatie geeft duidelijk weer, welke ingrepen de inventarisator zich heeft veroorloofd en waarom. Wel mis ik een verklaring voor het ontbreken van archivalia van vóór 1942, maar mogelijk was de reden daarvan niet te achterhalen. De beschrijving van de archiefstukken is vrijwel steeds zakelijk en concreet. Daar bij worden ook nieuwe termen gehanteerd, die men in 'Nederlandse Archieftermino logie' vergeefs zal zoeken, zoals: nota, memorandum (ook wel memo of aide- mémoire genoemd), bulletin etc. Bezwaren zou men kunnen maken tegen beschrij vingen als 'tekst van een redevoering', omdat de term 'tekst' redactioneel gezien immers nietszeggend is (een goed alternatief kwam ik echter nog nergens tegen). Wel lijkt op het terrein van de moderne terminologie een officiële codificatie gebo den, teneinde wildgroei te voorkomen. De talrijke brieven uitgezonderd die welke bij overige stukken betreffende een specifiek onderwerp zijn gevoegd zijn strikt chronologisch geordend en zeer summier beschreven. Terecht is hier afgezien van vermelding van het onderwerp: dit zou een ondoenlijke en te subjectieve zaak zijn geweest. In een bijlage tot de inventaris vinden we de namen van alle correspondenten in alfabetische volgorde met opgave van datum en vindplaats van de bijbehorende brieven. Met een dergelijke oplossing is tegemoet gekomen aan eerder in het Archievenblad (1973 blz. 125-129) geuite bedenkingen van mevr. E. P. de Booy. Ten aanzien van de systematiek van de inventaris valt op te merken, dat de oude orde weliswaar niet te handhaven bleek, maar toch invloed heeft gehad op de nieuwe orde ning, met helaas enkele nadelige effecten. De afdeling Bijzonder (II) is verdeeld in drie hoofdstukken 'volgens de functies die Van Mook achtereenvolgens heeft be kleed' (inleiding blz. 13). De benaming van het derde hoofdstuk, getiteld 'Niet in Nederlandse staatsdienst' is daarbij nogal negatief uitgevallen. Vanaf 23 februari 1945 bekleedde Van Mook uitsluitend de functie van Luitenant Gouverneur-Gene raal, maar het hoofdstuk II B, dat bij deze functie behoort, begint eerst in oktober 1945, dus vanaf het moment dat Van Mook teruggekeerd in Indië daadwerkelijk enig gezag kon uitoefenen. Deze pragmatische oplossing lijkt mij niet goed te rijmen met de opzet de functies van Van Mook tot uitgangspunt te nemen bij de indeling van de inventaris. Binnen de hoofdstukken 11 A en II B (die de beide hoofdfuncties van Van Mook betreffen) vinden we een relatief groot aantal rubrieken. Sommige daarvan zijn met een onderwerp aangeduid, andere daarentegen zijn gevormd volgens een formeel cri terium: 'Briefwisseling', 'Redevoeringen', 'Documentatie'. De brieven, telegrammen en redevoeringen hadden m.i. beter kunnen worden ondergebracht in de afdeling Algemeen, die nu uit één enkel nummer met biografische stukken bestaat. De documentatie binnen een particuliere collectie is van een geheel ander kaliber dan de wat ik zou willen noemen 'persoonlijke papieren': de laatste kunnen per definitie alleen in Van Mook's archief zitten, de documentatie zou in principe iedereen hebben kunnen verzamelen. Daarom past de documentaitie wellicht beter in een aparte afdeling of in een aanhangsel. [41]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 24