van circa 1627-1670 de Romboutsianen deel uit van het College. Het eerste fonds was gesticht door Anthonie Hallet (st. 1612 Utrecht), het tweede door Hans Rom- bouts (st. 1624 Amsterdam), die beiden geld hadden afgezonderd voor de opleiding van predikanten. De Waalse bursalen verdwenen ten gevolge van ruzies nog eerder dan deze twee groepen uit het College, al in 1669. Een interessante slotbeschouwing, 15 bijlagen (als belangrijkste XII en XIII namen met bijzonderheden van 55 Waalse bursalen en 99 bursalen van Hallet; over die van Rombouts was niets te vinden) en registers van namen en plaatsen vormen het be sluit. Voorin het boek vindt men niet alleen een lijst van afbeeldingen en van afkortingen en een inleiding, maar ook nog een uitstekende opgaaf van bronnen. Daar blijkt, dat het archief van het zogenaamde fonds Hallet zeer goed bewaard bleef in tegen stelling tot dat van Hans Rombouts. Op pag. 64 stelt de schrijver naar aanleiding van een schandaal in 1888 en van het feit, dat hij geen stukken in mijn "Inventaris van het familie-archief Backer" aantrof, zelfs de vraag: "Werden de op de nalaten schap Rombouts betrekking hebbende stukken door de familie Backer achtergehou den?" Het antwoord is eenvoudig te geven. De beheerder van 1888 Jhr. J. Backer behoorde tot een geheel andere tak van de familie dan die, waarvan het archief af komstig is. Wel is er onder no. 370 een brochure te vinden over het schandaal van 1888. Vóór het huis van Jhr. J. Backer, Herengracht 509, werden samenscholin gen door de politie uiteengejaagd. Mijn vader maakte die opwindende gebeurtenis sen als kleine jongen van achter de ramen van no. 497 mee en wist later te ver tellen, dat sedertdien de beheerders de uiterste geheimzinnigheid betrachtten en dat het fonds door een vertrouwensman van de familie ergens achteraf werd beheerd. Ik heb altijd gedacht, dat sedert de wet op de stichtingen het adres wel op het De partement van Justitie bekend zou zijn. Blijkens de mededelingen van de schrijver is dat echter nog steeds niet het geval. Overigens kan ik hem geruststellen, dat hij daarmee waarschijnlijk niet veel heeft gemist. Een 19de eeuws dossier uit het advo caten-archief Brugmans op het Amsterdams Gemeente-Archief bevat onder meer een inventaris van het Fonds. Daaruit kan men opmaken, dat het toen met het jaar 1680 begon, dus juist te laat om Romboutsianen in het College op te sporen. De Bourse des Ecoliers, waaruit de Waalse bursalen gedeeltelijk werden betaald, werd door de kerken van Middelburg en Amsterdam beheerd. De boekhoudkundige registers en het meerendeel van de losse stukken werden uit het Amsterdamse archief later bij de Bibliothèque Wallonne gedeponeerd. Er bleef echter nog wel wat achter in Amsterdam, o.a. een overzicht (Archieven Waalse gemeente, no. 141) uit het midden van de 18de eeuw. Daar lezen we, dat de weduwe Massis met 2 écoliers naar Naarden verhuisde en in 1669 nog voor 1 écolier betaald kreeg. Blijkens een mede deling op pag. 104 stierf ze eind december van dat jaar. Dit zijn maar kleine toevoegingen op een uitstekend boek, dank zij welk wij nu over het Waalse College heel veel en over de geheimzinnige Romboutsianen althans iets te weten zijn gekomen. I. H. van Eeghen [38] W. Verkade, Thorbecke als Oost-Nederlands Patriot [Der Achtundvier- ziger Thorbecke in der Tradition des Ost-Niederlaendischen Patriotismus Zutphen, De Walburg Pers, 1974 (Gelderse Historische Reeks IV) 328 blz. geill. 35,—. Bijna veertig jaar na de publikatie van zijn Overzicht van de staatkundige denkbeel den van Johan Rudolf Thorbecke heeft Dr. Verkade opnieuw een monografie het licht doen zien over de liberale staatsman, die nog steeds een bron van politieke èn historische inspiratie is. Of die huidige politieke inspiratie op dezelfde wijze kan worden gekarakteriseerd als Rüter dat deed met Thorbeckes eigen inspiratiebron nen1, kan hier in het midden blijven. Na de omvangrijke literatuur die laatstelijk nog ter herdenking van zijn sterfdag over Thorbecke is verschenen, vereist de publikatie van de hier aan te kondigen studie wel enige toelichting. De schrijver heeft maar liefst twaalf punten ter recht vaardiging van keuze en begrenzing van zijn onderwerp aangevoerd (p. 13-20). Ver kade heeft de biografie van de jonge Thorbecke willen aanvullen door gebruik te maken van o.m. het materiaal, dat door de uitgave van Het Thorbecke-Archief (die thans tot 1830 is gevorderd) beschikbaar is gekomen. Verder heeft hij Thorbeckes inzicht in diens 'jongste verleden', mede door zijn contacten met afstammelingen van de Patriotten uit de Gelders-Overijsselse adel en van elders, willen verduidelij ken. Schrijver wijst er zelf al terecht op dat zijn begrenzing voornamelijk is gerecht vaardigd ten aanzien van de periode vóór 1848, en dat zijn relaas nadien overgaat in een chronologisch overzicht van een aantal Oost-Nederlandse aspecten van Thor beckes algemene beleid: het 'Patriotse' aspect wijkt dan steeds meer terug achter het Oost-Nederlandse (p. 20). De vraag in hoe verre de schrijver in zijn opzet is geslaagd, dient natuurlijk beant woord te worden na lezing van het gehele boek. Het antwoord moet genuanceerd zijn. Verkade gebruikt het begrip Patriot (patriots) in zijn studie in de betekenis van: lid van de bekende beweging, maar ook in de zin die bijvoorbeeld Huizinga eraan heeft gehecht: als tegenhanger van nationalist. Soms krijgt men de indruk, dat de schrijver de term Patriot in een oneigenlijke, anachronistische betekenis han teert. De inhoud van het programmatische 'Oost-Nederlands Patriot' in de titel van het boek is mij niet recht duidelijk geworden. Thorbecke was zeker geen man met eng regionaal-chauvinistische opvattingen. Wat daarvan ook zij, het belang van Verkades nieuwe studie ligt m.i. vooral in zijn uitvoerige en boeiende beschrijving van Thorbeckes Oost-Nederlandse contacten: zijn jeugd in Zwolle, de vriendschap met W. A. Schimmelpenninck van der Oye, de bindingen en ontmoetingen met Oost-Nederlandse politici en industriëlen. Verkade heeft bovendien getracht zijn beschrijving in te bedden in Thorbeckes algemene bio grafie. Uiteraard een moeilijke opgave, omdat hier persoonlijke smaak en engage ment een grote rol spelen. Zo wordt wel over Thorbeckes benoeming te Gent gesproken, maar die te Leiden terzijde gelaten (p. 108). De politieke gebeurtenissen 1 'Hij [Thorbecke] verbindt verleden en toekomst zo harmonisch, dat het verleden de toekomst niet nodeloos remt en de vernieuwing het historisch gegroeide niet nutteloos vernietigt.' (A. J. C. Rüter Verleden en toekomst als bron van politieke inspiratie (1946), in zijn Historische studies over mens en samenleving. Assen 1967, p. 336.) [39]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 23