studering van de geschiedenis van de Hollandse grafelijkheid in de 14e eeuw biedt dit oorkondenboek nieuwe stof. Het is dan ook te hopen, dat dit waardevolle initia tief van Amsterdam in andere steden navolging vindt. H. M. Brokken. J. J. Vredenberg-Alink, Kaarten van Gelderland en de Kwartieren. Proeve van een overzicht van gedrukte kaarten van Gelderland en de Kwartieren vanaf het midden der zestiende eeuw tot circa 1850. Zutphen, De Walburg Pers, 1975. Werken uitge geven door 'Gelre' no. 34. 144 blzzgeill. f 25, Mevrouw Vredenberg heeft de liefhebbers van oude kaarten reeds enkele malen aan zich verplicht. In 1969 verscheen haar aardige boekje Spiegel der wereld; Neder landse kaartmakers en hun werk. Van meer regionaal belang lijkt haar vijf jaar later verschenen Kaarten van Groningerland; de ontwikkeling van het kaartbeeld van de tegenwoordige provincie Groningen, met een lijst van gedrukte kaarten ver vaardigd tussen 1545 en 1865. Dit smaakvol uitgegeven werk is echter van algemeen belang door de originele wijze waarop het kaartenmateriaal wordt gepresenteerd. Schrijfster behandelt daarin na een inleidend hoofdstuk over de uitbeeldingen van onze streken op oudere wereldkaarten en zeekaarten het kaartbeeld van Groningen in het ruime kader van de kartografie van het gehele noorden van ons land. De provinciekaarten worden op grond van een aantal geografische kenmerken in zeven groepen verdeeld (hfst. V). Daarna volgen de afbeeldingen der kaarten, steeds per groep voorafgegaan door een inleiding. Tenslotte bevat het boek over de kaarten van 'Groningerland' een beschrijvende catalogus en een alfabetische lijst van degenen die bij de vervaardiging of uitgave der kaarten betrokken zijn geweest, vergezeld van korte biografische notities. Het hier aan te kondigen werk gaat van een wat andere 'formule' uit. Blijkens de korte inleiding heeft de schrijfster geen kaarten opgenomen waarop behalve Gelder land nog andere provincies voorkomen, terwijl ook oudere al dan niet gedrukte kaarten buiten beschouwing zijn gelaten. Weliswaar zijn ook de kaarten van Gelderland in groepen ingedeeld, elk voorafgegaan door een beknopte inleiding, doch een expliciete toelichting van de criteria voor deze indeling ontbreekt hier. (De groepen zijn: kaarten gebaseerd op het werk van Van Deventer, sGrooten, Van Geelkercken en Kraayenhoff). Uit een kleine dertig openbare verzamelingen in Eu ropa, aangevuld met specimina uit enkele particuliere collecties, zijn de kaarten van Gelderland en de Kwartieren bijeengegaard. De schrijfster heeft ze minutieus be schreven, volgens een systeem dat mede door toepassing van typografische kneepjes -overzichtelijker is dan de lijst van kaarten van Groningerland. Een be langrijke aanwinst is ook dat thans, ter identificatie uit welke atlas een verdwaalde losse kaart afkomstig is, de atlasnummers uit Koemans Atlantes Neerlandici zijn toegevoegd. Niettemin zullen sommige bibliografische aanduidingen vragen oproepen bij niet- ingewijde gebruikers. Bij de eerste de beste kaart staat aangegeven 'Fotokopie, Mar- [36] tinus Nijhoff, 's-Gravenhage 1941'; pas als men weet dat de provinciekaarten van Van Deventer onder toezicht van Van 't Hoff bij de firma Nijhoff in lichtdruk zijn uitgegeven, kan deze puzzel via de 'geraadpleegde literatuur' worden opgelost. Dat met T.O.T. de huidige uitgeverij Theatrum Orbis Terrarum wordt bedoeld (p. 22), mag niet algemeen bekend verondersteld worden (vgl. ook p. 27). Een schijnbare inconsequentie, die niet wordt opgehelderd, is het vermelden van een signatuur bij de vindplaats van sommige kaarten in een openbare verzameling (bijv. op p. 45 bij BN Paris wel, op p. 35 niet). Dit zijn echter maar kleinigheden die aan de grote waarde van de beschrijvingen weinig afdoen. Tot slot een opmerking over de afbeeldingen. In het boek over de kaarten van Gro ningerland konden de kaarten op behoorlijk formaat worden afgedrukt en zijn ook diverse detailopnamen opgenomen. De laatste ontbreken in het Gelderse boek geheel, terwijl de kwaliteit door het kleinere formaat en het gebruikte raster aanzienlijk min der is. Uiteraard kan daarvan niemand een verwijt gemaakt worden, de schrijfster wel het minst. De uitgevers hebben blijkbaar van twee kwaden het minste gekozen: ondanks beperkte financiële middelen toch publiceren met een wat mindere kwali teit afbeeldingen, maar tegen een voor ieder betaalbare prijs. Al met al mag verwacht worden dat dit nieuwe boek van de deskundige schrijfster degenen die zich om welke reden dan ook geplaatst zien voor het probleem een gedrukte kaart van Gelderland of van de Kwartieren te identificeren, tot grote steun zal zijn. De index van persoons namen en geografische namen is daartoe een onmisbaar hulpmiddel. A. H. Huussen jr. G. H. M. Posthumus Meyjes, Geschiedenis van het Waalse College te Leiden 1606- 1699, tevens een bijdrage tot de vroegste geschiedenis van het fonds Hullet. Universi taire Pers Leiden 1975, 236 p.p. 39,50. Het is een gelukkig initiatief van de schrijver geweest naast zijn kortere Franse bij drage aan de bundel "Leiden University in the 17th Century An exchange of learning" dit uitvoerige Nederlands boek te publiceren. De ingewikkelde geschiedenis van het Waalse College, gelegen aan de Groenhazengracht te Leiden, is niet zo ge makkelijk in kort bestek uiteen te zetten. Professor Posthumus Meyjes beschrijft in hoofdstuk I en II de voorgeschiedenis, de oprichting en de opening in 1606 en in hoofdstuk III de statuten en organisatie. In hoofdstuk IV-VIII behandelt hij de geschiedenis van het College in verband met de achtereenvolgende zogenaamde regenten Daniel Colonius (1606-1635), Louis de Dieu (1637-1642), Daniel Massis (1663-1668), Jaques Gaillard (1670-1688) en in het laatste hoofdstuk verval en sluiting onder de regent Pierre de Villemandie. Het Waalse College was uiteraard bedoeld voor de opleiding van Waalse predikan ten, maar daar de financiën niet al te best waren, wist Colonius de beheerders van twee fondsen er toe te brengen hun niet-Waalse bursalen hier te plaatsen, waarvoor hij uiteraard vergoeding ontving. Zo maakten van 1613-1682 de Hallettianen en [37]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 22