dóór de Kruisheren mogen bevatten. Bij de nrs. 139, 142, 143 en 149 gaat het
echter om beleningen van de Kruisheren, aankomsttitel dus.
Men moet een waar liefhebber van de Handleiding en het 'klassieke' regest zijn
om de door mevr. Keyser-Schuurman vervaardigde regesten te kunnen waar
deren. De regesten zijn zeker sierlijk geformuleerd, sommige prachtig van stijl.
In de Inleiding (blz. 13) wordt gesteld, dat de bewerkster bij het samenstellen van
de regesten 'de kenmerkende taal' van de akten tot uitdrukking heeft willen
brengen. Dit heeft tot gevolg gehad, dat de regesten, veelal steunend op de
arenga van de oorkonde, verhalend zijn gesteld, soms uitvoerig verhalend. Daar
door schiet naar mijn mening het regest toch werkelijk zijn doel voorbij. Het
regest dient de res gestae, de rechtshandeling(en), die in de oorkonde is (zijn)
neergelegd, te bevatten. Een exacte weergave van de dispositio, gesteund door
elementen van de narratio van de oorkonde, moge daarvoor voldoende zijn. Maar
een regest, waar de arenga van de oorkonde bestaande uit de oratio van de 11e
en 12e zondag na Pinksteren (reg. nr. 61) in extenso is overgenomen, gaat mij te
ver en ik zie de waarde daarvan voor de inventarisatie (rechtstitels!) ook niet,
hoewel natuurlijk de arenga in ander verband heel belangwekkend kan zijn.
Op andere verschillen en onduidelijkheden in deze inventarissen zoals de
aanduiding retroacta en oudere stukken (Jamar), het littera cum filo serico (Wie-
land), de verschillende plaats en uitvoerigheid van de inhoudsopgave zou ik
nog kunnen ingaan, maar ik wil met het bovenstaande volstaan en zeker niet
vitten op details in deze inventarissen, voor de publicatie waarvan ik, zeker ook
wat betreft de uitvoering, veel waardering heb.
H. M. Brokken
A. M. C. Zom, De archieven van de Hervormde Gemeente te Leur 1612-
1965, uitgegeven door het gemeentebestuur van Etten-Leur, 1972.
Dr. Th. E. Jensma, Inventaris van de archieven van de Ev.-Lutherse ge
meente Dordrecht, Gemeentelijke archiefdienst Dordrecht, 1973.
Gemeentelijk archief Utrecht, Gebundelde inventarissen deel 3, 1973.
Hierin: 1. Archief der Doopsgezinde gemeente te Utrecht door J. G. Rip-
hagen m.m.v. A. Graaf huis,
2. Archief der Remonstrants-gereformeerde gemeente te Utrecht
door A. Graafhuis, G. J. Röhner en H. Ch. Schoonhoven,
3. Archief der Evangelisch-Lutherse gemeente te Utrecht door Dr.
G. H. Kurtz (1930), aangevuld en bewerkt door J. N. van der
Meulen.
Tentoonstelling van de archieven der Doopsgezinden, Lutheranen en Re
monstranten te Utrecht, 14 sept. - 12 okt. 1973, Gemeentelijk archief
Utrecht.
Een eerste poging tot bespreking van deze inventarissen werd al gedaan in 1973
onder de verse indruk van de aan een inventaris te stellen eisen die de heren Fox
[462]
en Mentink ons voorhielden tijdens de studiedagen van 1-2 november 1973 te
Scheveningen (NAB 77 (1973) p. 327 e.v.). Het is toen bij een poging gebleven:
theorie en praktijk bleken zover uiteen te lopen dat een evenwichtig oordeel op
dat moment onmogelijk werd. Nu, zoveel later, is de theorie al weer wat ver
vaagd en lijkt het minder aangewezen om deze inventarissen te toetsen aan aller
lei min of meer perfectionistische eisen dan om ze aan te kondigen als praktische
hulpmiddelen ten dienste van de onderzoeker. We mogen er wel van uitgaan, dat
ook deze sterk verlate aankondiging nog zinvol is; archief inventarissen blijven
immers lang actueel.
De inventaris van de hervormde archieven van Leur is een goed uitgevoerde
gestencilde uitgave van het gemeentebestuur van Etten-Leur. De archieven zijn
in de bewaarplaats van die gemeente, die is aangesloten bij het streekarchivariaat
'De Markkant', in bewaring gegeven door de hervormde gemeente van Etten-
Leur. Deze kerkelijke gemeente ontstond, na eerdere combinatie van de predi
kantsplaats, in 1965 door samenvoeging van de beide hervormde gemeenten
Etten en Leur. De einddatum van de inventaris was daarmee tevens gegeven.
Na de instructieve inleiding die alle ter zake doende gegevens in hun organi
satorisch en historisch verband zet, volgt de inventaris van 1168 nummers.
Deze is, zonder dat dit uitdrukkelijk vermeld wordt, zoveel mogelijk geënt op
het schema voor de ordening en inventarisatie van plaatselijke archieven dat
behoort tot de richtlijnen inzake de zorg voor de archieven der Nederlands
Hervormde kerk. Waar van het schema is afgeweken, b.v. door de reglementen
onder de stukken van algemene aard te brengen, lijkt dit terecht te zijn
gedaan. Wel kan men zich afvragen, of er geen aanleiding bestond tot ver
nietiging van de lange series bijlagen van de rekening, althans na 1850, van
zowel diakonie als kerkvoogdij.
Dat de hervormde kerk van Leur bijzonder veel te danken heeft aan leden van
twee families, van der Poest Clement en Heerma van Voss, wordt in de inleiding
duidelijk naar voren gebracht en blijkt ook uit de belangrijkste gedeponeerde
archieven, die van het Fonds van der Poest Clement, van de Stichting Sursum
Corda en van de Stichting Ad Pios Usus (deze laatste opgericht in 1914 en
in 1967 door de rb Breda ontbonden). De predikantenlijst en index op persoons-
en plaatsnamen ontbreken gelukkig niet.
De inventaris van de Lutherse kerkarchieven van Dordrecht (445 nummers) is
uitgegeven in een handig klein boekje. Dr. Jensma, bekend met Lutherse ar
chieven uit Amsterdam, heeft er veel archivistisch werk aan gehad en hij
geeft de moeilijkheden duidelijk weer in de korte inleiding. In de vergaderingen
van de kerkeraad werden ook diakonale zaken behandeld, waaruit zou kunnen
volgen, dat diakenen geen eigen archief hebben gevormd. Uit de reglementen
en de administratieve bescheiden blijkt echter steeds, dat diakenen wel een
eigen administratie hebben gevoerd en dat hun papieren als afzonderlijke een
heid in aparte kasten bewaard moesten blijven. De diakenen zelf hebben deze
administratieve eenheid al gecompleteerd door afschriften te laten maken
van de notulen voor zover diakonale onderwerpen betreffende.
[463