Het is mij bij de samenstelling van deze meer curieuze dan belangrijke statistiek
opgevallen, dat de vergaderingen van onze vereniging in de eerste kwart eeuw van
haar bestaan meer gespreid waren over het land en dat sindsdien een zekere cen
tralisatie in de keuze van de vergaderplaats te constateren valt vooral na de in
werkingtreding van de archiefwet. Deze tendens, samenhangend met de groei van
het nederlands archiefwezen, zet zich na de tweede wereldoorlog in versterkte mate
voort. Een congres op reis naar voor nederlandse afstandmaten meer afgelegen
centra zou thans de kosten voor het individuele lid of diens werkgever opjagen,
tenzij wij een treinstel afhuren en er onder leiding van de meester een genoeglijke
bedoening van maken. Maar daar zult U wel niet voor te vinden zijn. Maar deze
ontwikkeling illustreert wel dat de nederlandse archivarissengemeenschap van een
klasje uitgegroeid is tot een hele school met 462 leerlingen, ons huidige leden
bestand, want leren doen we nog tot na onze pensionering.
Bestuurs- en ledenvergaderingen
Het geven van leiding aan onze zo sterk gegroeide vereniging vergt van het bestuur
en van tal van andere in commissoriaal verband actieve leden veel zorg, al wil ik
niet zeggen dat ik alleen daarvan grijze haren heb gekregen. Daar heeft aartsvader
Abraham, die mij in 1974 opzocht, ook schuld aan.
Het bestuur kwam sinds de vorige jaarvergadering negenmaal bijeen, meestal in de
werkkamer van de gastvrije Utrechtse gemeentearchivaris. Driemaal gaven zo vele
leden gehoor aan de oproep tot het bijwonen van een vergadering dat de fraaie
collegezaal van het Instituut voor Film en Wetenschap met haar honderd zitplaatsen
voor de vereniging te krap aan het worden is. De jaarvergadering van 7 februari te
Utrecht werd gevolgd door de Samuel Muller-herdenking op 17 mei eveneens en
vanwege het onderwerp uiteraard in Utrecht waarna wij elkaar op 19 november
weer ontmoetten bij Kras in Amsterdam, de stad bij uitstek voor een lezing over
een kwantificerend onderzoek van de emigratie uit de Republiek naar Oost Indië
en de remigratie naar het moederland. Er moet heel wat geweend zijn rond de
Schreierstoren, die op haar beurt er wat triestig bijstaat nu de metromollen kruipen
waar eens het water klotste.
De studiedagen bleven in 1974 achterwege mede om de kosten te drukken en de
nodige tijd vrij te krijgen voor een grondige voorbereiding op de studiedagen van
1975.
In 1974 namen we in het bestuur afscheid van onze energieke, vitale en wijze vrouw
Engelien De Booy. In haar plaats trad mijn zeeuwse collega Dr. Scherft tot het
bestuur toe, een pittig en ook wel eens eigenzinnig man. Maar om meteen een mis
verstand uit de weg te ruimen dit naar aanleiding van wat in het spraakgebruik
de kwestie Middelburg is gaan heten de heer Scherft heeft het bestuur allerminst
in deze zaak op sleeptouw genomen. De standpuntbepaling in deze aangelegenheid
was een volstrekt collegiale. Bovendien zou het zelfs de vlootvoogd van de Zeeuwse
archiefadmiraliteit te veel zijn geweest zeven barken tegelijk tegen de zin van de
kapiteinen mee te trekken.
336
Graag wil ik vandaag dank betuigen aan onze tweede secretaris Wiek Visser, ver
antwoordelijk voor de redigering van de notulen van de leden- en van de bestuurs
vergadering. Het is een enigszins ondankbare taak omdat het auteurschap van
notulen als zodanig niet uit de verf komt en de verslagen ook al om die reden zich
niet lenen voor een litteraire prijs in tegenstelling tot brieven waarin ook een secre
taris meer van zijn ziel kan leggen. Notuleren is voor alles een vorm van dienst
baarheid maar in deze sfeer van het allerhoogste belang. Meer dan anderen kunnen
wij archivarissen, die resolutieregisters als een belangrijke bron kennen, hierover
oordelen. Ik twijfel er niet aan of je zult de eerste secretaris, met wie je de uitvoerende
taak voor de provinciale archiefinspectie in Noord-Brabant deelt, achter de scher
men nog van veel nut kunnen zijn.
Een al even toegewijde bestuursmedewerker is de redacteur van het Nederlands
Archievenblad dank zij wie de 78e jaargang op tijd in Uw bezit kwam, ondanks het
achterwege blijven in 1974 van studiedagen weer een omvangrijk boekwerk van
352 bladzijden. Voor mijn commentaar op de nu voltooide klapper op de eerste
77 jaargangen van ons vaktijdschrift houd ik graag mijn kruit nog even droog.
V.W.A.O.
Bestuurscommissies
In mijn jaarrede van 1974 heb ik al eens gezegd hoezeer het werk van het bestuur
verlicht wordt door de activiteit van een relatief grote groep leden binnen enige
verenigingscommissies.
De commissie selectie en vernietiging onder voorzitterschap van Mr. J. H. de
Vey Mestdagh zond in het afgelopen jaar een concept rond van de criteria als
eerste onderdeel van het grote rapport, samengesteld door de heer Van Meeren-
donk. Er zijn meer dan vijftig reacties op binnengekomen, een verheugend groot
aantal. Deze reacties worden nu door de auteur verwerkt. Het resultaat zal op
zeer korte termijn, n.l. op 5 maart, aan de plenaire commissie worden voorgelegd
waarna tot definitieve vaststelling van de criteria kan worden overgegaan. Ik dank
met name de vierde afdeling van het Algemeen Rijksarchief en de staf van de
stedelijke Archiefdienst van Utrecht voor de steun waardoor de commissie in
1974 een flink aantal schreden naar voren heeft kunnen zetten.
De verwerping van het rapport gewestvorming en archieven op de buitengewone
ledenvergadering, op 29 november 1973 te 's-Hertogenbosch gehouden, heeft in
1974 nog duchtig nagewerkt. Vooral de voorstanders uit de gemeentelijke sfeer
hebben in kanttekeningen bij hun jaarverslag van hun teleurstelling blijk gegeven
en nog zeer recent is de discussie tussen onze leden Rinzema en Renting in 'Spiegel
Historiael'. Ik vind het wel jammer, dat voor deze confrontatie der meningen niet
het eigen Archievenblad werd gekozen, maar wil gaarne mijn waardering uitspreken
voor de aandacht, die 'Spiegel Historiael' aan de problemen van het nederlands
archiefwezen met in de kern de zeer onbevredigende huisvesting van het Algemeen
Rijksarchief heeft willen besteden.
Ik ben die leden dankbaar, die het ondankbare werk op zich hebben willen nemen
van het opruimen van het puin na de slag in de oude Noordbrabantse statenzaal
337]