is, dat er bij de Rijksarchiefdienst wel belangstelling bestaat voor dienstcommissies;
dit heeft hij kort geleden van collega's vernomen.
De heer Ketelaar vraagt zich af of dit onderwerp niet veeleer bij de rondvraag
thuishoort. De voorzitter merkt nog op, dat er geen concrete gevallen zijn waarover
gepraat zou kunnen worden; het zou ook weinig zeggen, omdat ieder geval op
zichzelf staat. Ook de heer Caminada dringt er nu op aan, dat de vergadering zich
zal bepalen tot het voorstel van het bestuur.
De voorzitter ontraadt een afzonderlijke bond voor gemeentelijke archiefambte
naren zoals de heer Van Albada verder had gesuggereerd. Deze mogelijkheid is
trouwens in beraad bij het Ambtenarencentrum. Op de andere vragen van de heer
Van Albada zegt hij, dat over een aantal ervan geen precieze gegevens bij het
bestuur bekend zijn. Tweemaal is een beroep gedaan op juridische bijstand. Het
bestuur acht zich niet bevoegd om zich met de kwestie in Zeeland te bemoeien.
Het percentage van dubbel-georganiseerden wordt geschat tussen de 20 en 40
Exacte cijfers ontbreken echter. Inderdaad is het enige malen voorgekomen, dat
door diensthoofden al in een vroeg stadium de aanmerking is gemaakt, dat men
zich bemoeide met het interne beleid. Drie vrijgestelden zijn bij het Ambtenaren-
centrum werkzaam.
De heer Bordewijk acht het wel principieel juist, dat het bestuur automatisch aftreedt
als het voorstel verworpen wordt, er is echter niet gevraagd door de vergadering
om met een voorstel tot opheffing van de vereniging te komen maar alleen om een
onderzoek naar de mogelijkheden. Hij zou willen weten hoe groot de invloed van
onze vertegenwoordigers is. Waarom is eigenlijk van 'amateurisme' gesproken? Is
het voorstel van het bestuur niet een surrogaat-oplossing? Hij verzoekt nog andere
mogelijkheden te willen onderzoeken.
De voorzitter zegt, dat hij voor 1970 niet beschikt over harde cijfers. Bij alle pogin
gen die ondernomen zijn bleek, dat kleine bonden nu eenmaal slecht functioneren.
De heer Ketelaar vraagt zich af waarom de VAN in 1920 de belangenbehartiging
aan een afdeling heeft opgedragen. Volgens de voorzitter is dit historisch gegroeid.
De gemeentearchivarissen hadden toen een eigen kring opgericht. De heer Ketelaar
zegt: U maakt onderscheid tussen behartiging van de belangen van individuele leden
en van het archiefpersoneel in het algemeen. Tn hoeverre verschilt de VAN dan van
een te kleine vakbond? De heer Stempher antwoordt hierop, dat een grotere vak
bond die neutraal staat tegenover de archiefdienst beter iemands belangen kan
voorstaan dan iemand die zelf ook tot het personeel behoort.
De heer Ketelaar vraagt nu wat er b.v. kan gebeuren wanneer er collectieve maat
regelen worden genomen waardoor alle archiefrangen lager gewaardeerd worden.
De voorzitter antwoordt, dat het inderdaad een nadeel kan zijn, dat wij de band met
het Georganiseerd Overleg missen.
De heer Van Veldhuizen trekt een parallel met de SOD. Ook hier is geen vakbond;
men maakt zelf o.a. funktiebeschrijvingen en dat zou ook het VAN-bestuur kunnen
doen. Het is altijd mogelijk zich te documenteren ten aanzien van de vaktechnische
aspekten van de materiële belangenbehartiging. De voorzitter zegt nog, dat ook zo
als de situatie nu is we niet veel kunnen doen met het Georganiseerd Overleg.
350]
Om 3 uur wordt de vergadering geschorst en om half 4 heropend. De voorzitter
verklaart, dat het bestuur niet overtuigd is van de aangevoerde argumenten. De
heer Van Albada vraagt nu nog welke consequenties opheffing van de VWAO heeft
ten aanzien van dienstcommissies. De heer Van Veldhuizen deelt mee, dat 30
van het personeel georganiseerd moet zijn en dat voor het aanvragen van een
dienstcommissie 3 van één bond voldoende is. De heer Andries vermeldt nog,
dat voor het instellen van een medezeggenschapscommissie in de gemeente Utrecht
een minimum van 25 is vereist.
De heer Bordewijk heeft nog geen duidelijk antwoord ontvangen op zijn vraag
waarom de VAN de taak van de VWAO moet overnemen. Hij vindt, dat de VAN
daarvoor nog slechter is geëquipeerd. De heer Stempher herhaalt, dat de VAN
moet doen als de SOD. De heer Woelderink zet uiteen, dat de informatieve taak
ten aanzien van de belangenbehartiging dan overgaat naar de VAN.
De heer Ketelaar informeert nog of het bestuursvoorstel ertoe leidt, dat we voor
taan minder contributie aan de VAN behoeven te betalen. Het antwoord luidt: dit
is inderdaad het geval, omdat we dan geen afdracht aan het Ambtenarencentrum
meer verschuldigd zijn.
De heer Van Albada ontkent, dat een bestuurslid van de VAN de mogelijkheid zou
hebben om informatie bij een werkgever te krijgen, b.v. over het O.- en E.-rapport.
De voorzitter brengt het voorstel in stemming. Van de 61 uitgebrachte stemmen
blijken 40 vóór en 21 tegen te zijn. Aangezien de vereiste meerderheid hiermee niet
gehaald is is het voorstel verworpen. De voorzitter vraagt of, omdat het bestuur
besloten heeft af te treden er zich leden willen melden om een nieuw bestuur te
vormen. De heer Ketelaar dringt aan op herstemming bij eenvoudige meerder
heid: dit wordt afgewezen. De suggestie van de heer Pirenne om schriftelijke stem
ming wordt ook niet aanvaard. Er vindt mondeling een herstemming plaats, waarbij
41 leden vóór en 24 tegen blijken te zijn, zodat het bestuursvoorstel ook volgens deze
uitslag verworpen is. De heer Woelderink stelt nu voor uit de oppositie een groep
te vormen die candidaten voor een nieuw bestuur naar voren kan brengen in een
volgende vergadering. Aldus wordt besloten.
Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. De voorzitter sluit vervolgens de
vergadering.
Notulen van de ledenvergadering van de Vereniging van Archivarissen in
Nederland, gehouden op dinsdag 22 april 1975 in het gebouw van de
Stichting Film en Wetenschap te Utrecht.
De voorzitter, dr. L. P. L. Pirenne, opent om 16.10 uur de vergadering. Hij deelt
mede, dat de verzending van het concept-rapport van de commissie 'archieven
lagere overheden' door externe omstandigheden vertraging heeft ondervonden. Het
stuk zal eerst heden uitgaan naar de leden. Met goedkeuring der aanwezige leden
wordt besloten de behandeling van het rapport uit te stellen tot de najaarsvergade-
[351]