moeten worden herhaald. Voor beantwoording van de vraag wie het eerst in aan
merking komt lijkt in eerste instantie een systeem van loting het meest geëigend.
Wanneer we daarnaast in het oog houden, dat in 1973 van de 31 aspirant-middel
bare archiefambtenaren van de cursus 1972/1973 er reeds 24 met goed gevolg het
examen hebben afgelegd en van de 6 aspirant hogere archiefambtenaren er 1 ge
slaagd is voor beide delen en 1 voor het eerste deel en ons daarenboven realiseren,
dat het aantal leerlingen van de Rijks archiefschool nog zal stijgen en juist onder de
pas afgestudeerden grote interesse in de voortgezette vorming zal zijn, dan kan het
niet uitblijven, dat deze post-akademiale vorming een blijvend karakter gaat aan
nemen. Dit kan voor het nederlands archiefwezen een zegenrijke ontwikkeling inlui
den. Deze cursussen staan de studiedagen niet in de weg. Na de jongste studiedagen,
waarover ik in het begin even heb gesproken en waarvan het nieuwe discussiesys
teem redelijk aansloeg, worden de volgende studiedagen eerst voorzien in het vroege
voorjaar van 1975. Dit gebeurt om redenen van financiële aard. Ook de portemon-
naie van wijlen Theodoor Morren raakt wel eens leeg en heeft een periode van rust
en bezinking nodig. Het thema is gewijd aan de zorg voor de bedrijfsarchieven,
mede actueel geworden door de afstoting vanwege het NEHA van zijn archiefbe
standen. Een werkgroep is reeds samengesteld onder voorzitterschap van de alge
mene rijksarchivaris.
De studiezin, waarover ik in het begin reeds repte en die sterk spreekt uit de hier
boven vermelde overtekening op de uitgifte van aandelen in ons hoofdfonds kennis
vermeerdering, werd ook gedemonstreerd in de werking van enige verenigings-com-
missies, zij het dat daar niet alles naar wens van het bestuur is verlopen.
In mijn jaarrede van 23 januari 1973 sprak ik mijn bezorgdheid uit voor de ver
schraling binnen de werkgroep van drie, die een basisontwerp zou indienen voor de
commissie 'Handleiding selectie en vernietiging van archiefbescheiden'. Onze collega
Van Meerendonk bleef alleen over om deze tekst in voorlopige versie te redigeren.
Maar ook hem ontbrak de tijd. Dank zij de medewerking van de grand patron van
het aan etablissementen zo rijke Bleijenburg heeft zijn maitre de cuisine van de
generale inspectie tijd mogen vrijmaken voor deze belangrijke opdracht. Hoe nu
het verdere verloop gepland is zal straks worden toegelicht door collega mr. De
Vey Mestdagh, voorzitter van de grote commissie, die op 26 februari weer zal bij
eenkomen na een laatste vergadering op 28 april 1972. Het verheugt mij bijzonder,
dat de impasse kon worden doorbroken. Het bestuur benoemde de heer Van Veld
huizen namens de vereniging in een werkgroep van de Vereniging van Nederlandse
gemeenten voor de voorbereiding van de lijsten van voor vernietiging in aanmer
king komende archiefbescheiden voor gemeentelijke organen en voor de organen
welke zijn ingesteld bij een regeling als bedoeld in de wet gemeenschappelijke rege
lingen.
De werkgroep automatisering onder presidiaat van de gemeentearchivaris van Rot
terdam kon na drie vergaderingen op 17 september aan het bestuur een aantal sug
gesties voorleggen, die door het bestuur werden overgenomen. De tekst ervan is ge
publiceerd op de bladzijden 241 e.v. van de jongste jaargang van het Nederlands
Archievenblad. De beide lezingen vanmiddag zijn bedoeld als een verdere verken-
[98]
ning door ons allen van een terrein, waar wij ons nog zeer onwennig voelen. Daarna
kan specialisatie volgen in een van de reeds genoemde vervolgcursussen. Drs. J. D.
Winsemius werd door het bestuur aangewezen als nederlands correspondent in het
A.D.P. committe van de Internationale Archiefraad.
Met het rapport over 'Gewestvorming en archiefzorg', voorbereid door een commis
sie die ook onder het voorzitterschap stond van drs. Renting, liep het anders af.
Tijdens de debatten in de oude vergaderzaal van de Noordbrabantse Staten bleken
de meningen verdeeld en was de oppositie fair en fel. Het rapport werd met 49 stem
men tegen en 44 stemmen voor verworpen. In het verslag van deze vergadering kunt
U het verloop van de discussie nog eens nalezen.
Het bestuur kreeg te horen, dat de voorgestane herstructurering te zeer het archief
wezen in ons land zou desorganiseren en in plaats van voordelen op papier in de
praktijk grotere nadelen zou opleveren en vervreemding aan de basis. Hoezeer de
laatste jaren in ons land en daarbuiten wilde vernieuwingsbewegingen desoriënte
rend en afbrekend hebben gewerkt zonder er zelf voldoende compensatie voor te
geven moet het mij toch van het hart, dat zulk een opzet onmogelijk voor kan heb
ben gezeten.
Juist omdat een opsplitsing van rijksarchiefbestanddelen in eigenlijke zin over ge
westelijke archiefdiensten allerminst gelukkig zou zijn en in strijd met de wet had
de commissie dit punt buiten beschouwing gelaten. Van de andere kant meende de
commissie en het bestuur met haar, dat de bestaande archiefwet onvoldoende
garanties biedt voor een waterdicht archiefbeheer. Zij vinden zich daarbij in goed
gezelschap. Verklaarde prof. mr. J. de Smidt bij de installatie op 23 december 1968
van de archiefraad immers niet: 'Eerbied voor de wet is een goed ding als ten
minste de wet goed is; wanneer het beter kan dient zelfs een monument als de Ar
chiefwet verbeterd te worden' (Ned. Archievenblad, 72e jaargang 1968, blz. 117).
Misschien is de indruk ontstaan, dat de grote gemeenten een machtsgreep voor had
den op de kleine gemeenten. Het kan ook zijn, dat de voorgestelde opzet te veel een
beeld heeft gesuggereerd van een klinische, volmaakte structuur, waaraan de nest-
warmte van een historisch gebed gemeentelijk archief ontbrak. Hoe het ook zij, het
bestuur heeft niet het gevoel een nederlaag geleden te hebben. Zo gaat het nu een
maal bij democratische verhoudingen. Het zou ons echter wel verweten kunnen
worden als we van de terugwijzing van het ontwerp nota genomen zouden hebben
en daarna bij de pakken zouden zijn gaan neerzitten. Daarom stellen wij U heden
voor aan een andere commissie een nieuwe opdracht te geven teneinde op basis van
de huidige wetgeving en rekening houdend met het in te dienen ontwerp van een
wet op de gewesten voorstellen te doen, die kunnen leiden tot terugdringing of op
heffing van bestaande tekorten in archiefzorg en beheer bij gemeenten en water
schappen. Hoewel het bestuur niet de toestemming van de ledenvergadering behoeft
om een commissie in te stellen is het in de gegeven situatie hoffelijk en redelijk, dat
het bestuur een mandaat van de leden krijgt. Nu de eerste teleurstelling met name
ook in de kring van de oude commissie, gemakshalve de commissie Renting te noe
men, wat op de achtergrond is geraakt vinden wij het bijzonder sportief, dat enige
tegenstemmers van 29 november 1973 ons de hand hebben willen reiken. Dr. Herin-
[99]