matisch gerechtigd zijn tot het inventariseren van archiefbescheiden; de inspec
teurs moeten toestemming geven. Spreker is bevreesd dat veel registratoren in ge
meentedienst zich voor de cursus op zullen geven, zonder zich de beperkingen
krachtens artikel 60 Archiefbesluit te realiseren. De voorzitter antwoordt dat deze
brief bij het bestuur bekend is en dat met de inhoud wordt ingestemd.
De voorzitter geeft vervolgens het woord aan drs. R. A. D. Renting die in een in
leidend betoog de geschiedenis van de totstandkoming van het rapport gewest
vorming uiteenzet.1
De voorzitter dankt drs. Renting voor zijn uiteenzetting en schorst om 12.25 uur
de vergadering voor de lunch.
Om 13.50 uur wordt de vergadering voortgezet. De voorzitter merkt op dat hij zich
wel kan indenken dat er bezwaren tegen het rapport gewestvorming bestaan. Dat er
defecten kleven aan het huidige archiefwezen is duidelijk. Toch moeten we het
goede dat we hebben streekarchieven bijvoorbeeld niet zonder meer weg
werpen, tenzij zou blijken dat een nieuwe structuur een succes zou zijn. Dr. Pirenne
stelt voor na afloop van de discussie schriftelijk te stemmen over de vraag of de
vergadering accoord gaat met het doorsturen van dit rapport aan de minister van
C.R.M. Vervolgens geeft de voorzitter gelegenheid tot het stellen van vragen aan
de Commissie Gewestvorming. Niet op elke vraag zal direct afzonderlijk worden
geantwoord, de in eerste termijn gestelde vragen zullen worden gebundeld en
daarna zal worden gereageerd.
Als eerste krijgt drs. H. R. van Ommeren het woord. Hij stelt dat in het rapport
de structuur van het Nederlandse archiefwezen geenszins afhankelijk is van de ko
mende gewestvorming. Spreker acht het dan ook niet nodig dat de Vereniging reeds
nü t.a.v. de gewesten een definitief standpunt bepaalt. Bovendien worden in het
rapport de verhoudingen scheefgetrokken aangezien wel gedetailleerd gesproken
wordt over gewestelijke archieven en over gemeentearchieven, maar uiterst weinig
gezegd wordt inzake rijksarchieven, waterschapsarchieven en provinciale archief
inspecties. Indien de commissie tot het laatste niet in staat was, had een zo gedetail
leerd rapport beter achterwege kunnen blijven. De commissie had zich dan dienen
te beperken tot de aanduiding van principes en vereisten van algemene aard. Het
archiefwezen heeft thans een evenwichtige structuur. Veranderingen, uitgevoerd
op basis van de richtlijnen van dit rapport, zouden dit evenwichtig karakter in ge
vaar brengen. De locale archiefzorg is thans niet onvoldoende. Indien de gewest-
besturen met de locale zorg worden belast zal deze zorg achteruit gaan. De heer
Van Ommeren pleit tegen de verzending van dit rapport aan de minister.
Drs. J. N. T. van Albada betreurt het dat het V.W.A.O.-bestuur niet in de
commissie gewestvorming was vertegenwoordigd; er staan toch ook belangen van
archiefambtenaren op het spel. De gebreken van de Archiefwet 1962 worden door
dit rapport niet verholpen, beter ware het de gehele structuur onder de loupe te
nemen. Aan de Rijksarchiefdienst en aan de Provinciale Archiefinspecties werd in
het rapport te weinig aandacht besteed. Bij de commissie heeft de wens voorgezeten
1 De tekst van het concept-rapport is opgenomen op blz. 10 vlg. en het betoog van
drs. Renting op blz. 23 vlg.
[4]
om het gehele archiefbezit te herverdelen en de taken van de Rijksarchiefdienst te
besnoeien, waarna dan de gewestarchieven de ruggegraat van het archiefwezen
zouden gaan vormen. Spreker is daarentegen van mening dat het te prevaleren zou
zijn om de Rijksarchiefdienst, die de ruggegraat in het archiefwezen vormt, te ver
sterken. Overwogen zou ook kunnen worden om de instelling van streekarchieven
verplicht te stellen. Te weinig ook is gelet op de kwaliteiten van middelbare archief
ambtenaren bij de vervulling van de posten van gewestelijke- en rayonarchivaris.
Volgens de wet hoeven aan het hoofd van maar ca. 20 gemeentearchieven (komt
overeen met rayon) en daarmee van 20 gewestarchieven hogere archiefambtenaren
te staan. Concluderend is zijn mening: het rapport, dat hij overbodig acht, voor
kennisgeving aannemen en niet doorsturen aan de minister.
Drs. J. D. Winsemius, hoewel bewondering hebbend voor het rapport, vindt het
in een verkeerd kader geplaatst en zal dientengevolge tegenstemmen. Zijns inziens
staat de gewestvorming geheel op losse schroeven, bovendien kan bestuurlijke
schaalvergroting beter in samenwerkingsverband plaatsvinden, op grond van de Wet
gemeenschappelijke regelingen. Wanneer echter toch een dermate onduidelijke wet
geving wordt ingevoerd kan men beter uitgaan van de Archiefwet 1962, waarop
commentaar mogelijk is maar waarvan de basis goed is. Bovendien is bij de be
staande structuur de mogelijkheid van rijkssubsidie aanwezig. Er zal een voorstel
moeten komen uitgaande van een Rijksregering en een Gewestregering, met dito
archiefbewaarplaatsen. De Rijksarchiefbewaarplaatsen zijn dan bestemd voor de
bewaring van afgesloten archieven (zoals nu b.v. Schaarsbergen).
De heer A. Graafhuis, die veel waardering heeft voor het rapport, vraagt zich af
wie hierna de minister gaat adviseren, de Vereniging van Archivarissen of de Ar-
chiefraad. Spreker wijst vervolgens of het feit dat gewestvorming vermoedelijk niet
direct voor het gehele land wordt voorgeschreven en vraagt zich af wat er met de
gebieden moet gebeuren waar gewestvorming niet plaats zal vinden. Hij zag dit
gaarne in het rapport verwerkt. Bovendien moet de tekst zo geredigeerd worden
dat ook mensen buiten het archiefwezen het rapport kunnen lezen, met name het
schema op blz. 14 behoeft toelichting1. Ook de taken van gewest- en rayonarchivaris
dienen duidelijker omschreven te worden.
Dr. J. Heringa merkt op dat het lovenswaard is dat het bestuur ter zake diligent is
geweest. Zijn bezwaar is echter dat de commissie de opdracht heeft aangegrepen
om het archiefwezen te saneren. Daarenboven zullen de middelen voor de reali
sering van het in het rapport gestelde geheel ontbreken. Rijk en provincie zijn in dit
rapport vrijwel buiten beschouwing gelaten. Dr. Heringa stelt voor het rapport terug
te nemen. Het bestuur zou opdracht moeten geven tot de samenstelling van een
rapport nadat het ontwerp-gewestwet is verschenen.
Drs. J. A. A. Bervoets stelt dat archieven gestructureerd zijn op overheidslichamen
en een organisch geheel vormen. Bij verwezenlijking van de uitgangspunten van dit
rapport zal een uitdeling van archieven plaats vinden; de archieven worden volko
men willekeurig geplaatst met alle gevolgen van dien.
Drs. H. Bordewijk zet uiteen dat het doel van gewestvorming schaalvergroting is
1 Hierna blz. 21.
[5]