schapsresolutie van 21 oktober 1647. Uiteraard tekende deze houding het Amster damse Stadsbestuur. Het belang is echter groter: uit deze gebeurtenis kan men im mers begrijpen met welk een moreel de vloot tenslotte op 2e kerstdag zee koos. Wie de afloop van deze queeste wil weten: hij raadplege het boek. Historische schatkamer' noemde ik het archief, in een opzicht gaat het beeld niet op. Schatkamers immers worden deugdelijk op slot gehouden. Met het gemeente-ar chief is dat niet het geval: juist door de gereedgekomen verbouwing kan het archief bezoekers van over de gehele wereld laten meegenieten van de opgeborgen schatten. Trouwens, ook in ander opzicht heeft het archief bemoeienis met het buitenland, namelijk op het gebied der public relations. Of het nu gaat om een staatsbezoek van de Italiaanse president, een jumelage met Toronto, een bezoek aan Duisburg, Leningrad of Moskou, steeds verschaft het archief gegevens over de banden die tussen Amsterdam en de betreffende stad of het betreffende land hebben bestaan. Men moet de waarde van het snel kunnen beschikken over dergelijke gegevens niet onderschatten. Reeds vele malen heb ik bemerkt, hoe verrast onze buitenlandse gastheren of gasten zijn wanneer zij bemerken, dat het geheugen van Amsterdamse bestuurders zo goed is, dat zij zich gebeurtenissen van eeuwen her weten te herin neren. Het kunnen aanhaken aan oude, door het archief gesignaleerde banden, ver gemakkelijkt het kontakt en verhoogt de kans op goede resultaten van de bespre kingen. Dames en heren, ik kom nu aan het eind van mijn betoog over 'het archief als historische schatkamer'. Moge de nieuwe behuizing het werken licht en de weten schappelijke produktie ruim maken! Schepen tellen op het archief, voordracht door prof. dr. Th. van Tijn Dames en heren, Elke goede spreker begint, zoals u weet, met verontschuldigingen. Ik zal de goede sprekers althans in dat opzicht imiteren. De verontschuldiging geldt het onderwerp, waarover ik u in het kort zal onderhouden bij deze feestelijke officiële inwijding van de nieuwe en vernieuwde gebouwen van ons kostelijke gemeente-archief. Het archief en ook de bibliotheek zijn vol schatten aangaande de hele welhaast 700- jarige geschreven historie van onze stad. Vele onderwerpen uit de Europese en zelfs wereldgeschiedenis, uiteraard vooral uit de zeventiende en de achttiende eeuw, zijn niet wel te bestuderen zonder dat men deze schatten aanboort. Zelfs toen de ac- [46] commodatie nog volstrekt ongeschikt was, toen sommigen hier moesten werken op de gang of in een noodvertrek, getimmerd in het voormalige gymnastieklokaal van een afgedankt schoolgebouw, of in het nieuw-archief op de Herenmarkt in een ruimtetje waar men voortdurend zijn hoofd dreigde te stoten aan steunbalken, zelfs toen hebben personeel en leiding aan onderzoekers uit alle windstreken steeds de grootst mogelijke gastvrijheid en hulp verleend bij hun werk van schatgravers. Dat zal uiteraard niet minder gelden nu nieuwbouw en verbouwing gereed zijn. Tot de talrijke profiteurs van deze royale hulp behoor ook ik. Ik heb daarom geen moment geaarzeld de uitnodiging aan te nemen om bij deze gelegenheid een en ander te vertellen over een onderzoek, steunende op bronnen hier aanwezig, waar mee ik nu bezig zou zijn. Het toeval heeft gewild dat ik inderdaad met zo'n onder zoek bezig ben, en daaraan hebt u het te wijten dat u iets verteld zal worden over een wat saai onderwerp, namelijk de scheepvaartbeweging in de Amsterdamse haven in de eerste 20 jaren na de opening van het Noordzeekanaal, dat wil zeggen tussen 1877 en 1896. Elk schip, dat in de Amsterdamse zeehaven afmeerde, werd door de gemeentelijke havenmeesters getrouwelijk ingeboekt in hun registers, met opgave van de nationaliteit van het schip, het scheepstype, de scheepsinhoud, de haven van afvaart en de haven waarheen men weer wegvoer, en ten slotte de ladingen zowel bij aankomst als bij vertrek. Sinds historici, in dit opzicht altijd wat achter, ontdekt hebben dat een wonderbaarlijk instrument, genaamd computer, was uitge vonden, is het ook mogelijk geworden een dergelijke bron te verwerken. Aangezien het moderne rekenwonder de verschillende gegevens op allerlei wijzen combineert, is het voorlopig resultaat een aantal kilo's papier met cijfers, dat het aantal kilo's dat de havenmeesters voor hun notities nodig hadden ruim overtreft. Ik kan u van alles wat eruit kwam uiteraard slechts weinig vertellen. Ik zal daarom eerst zeer summier iets over de scheepvaartbeweging in het algemeen zeggen, en vervolgens alleen nog een en ander meedelen over de lotgevallen van de voor Amsterdam al sinds eeuwen zo belangrijke houtvaart. Eerst dan iets algemeens. De openstelling van het Noordzeekanaal bracht onmid dellijk een geweldige vergroting van de scheepvaartbeweging op het IJ. Van het ene jaar op het andere sprong het aantal schepen dat hier aankwam omhoog met bijna 50 de scheepsinhoud zelfs met bijna 100 De eerste zeven jaren van het Noord zeekanaal bleef er, althans naar de ingeboekte tonnage, een flinke groei in zitten, tot het keerpunt van ca. 1884. Die groei was er absoluut, hij was er ook relatief: een steeds groter deel van de totale in Nederland ingeklaarde tonnage werd op Amster dam geboekt. Maar daarna ging het moeizaam. Absoluut gezien was er nog enige groei, maar traag, relatief gezien verloor Amsterdam, in vergelijking met de inklaring in heel Nederland, in de volgende 12 jaren weer wat het de voorafgaande 7 jaren gewonnen had. Dat was wat zuur voor het Amsterdamse gemeentebestuur, dat met zoveel ijver nieuwe kaden en handelsinrichtingen gereed had laten maken: juist toen ze klaar waren trad een zekere stagnatie in. Nieuwe terreinen en voor treffelijke outillage bleven jarenlang ongebruikt liggen. Een situatie die aan de huidige herinnert. Misschien is het u een troost te horen dat de investeringen later hun nut toch ruimschoots hebben bewezen. [47]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 27