Gewestvorming en Arehiefzorg
Lijst van binnengekomen readies op het concept-rapport gewestvorming
1 12-4-1973 drs. J. D. Winsemius, prov. inspecteur in Friesland
2 2-5-1973 W. A. Fasel, gemeentearchivaris van Alkmaar
3 15-5-1973 J. G. Linssen, archivaris van de Vrije Universiteit te Amsterdam,
mede namens niet nader genoemde collega's en enkele hoogleraren
4 15-5-1973 E. J. Th. A. M. van Emstede, streekarchivaris van Peelland, te Ba-
kel en Milheeze
5 18-6-1973 Idem
6 22-5-1973 drs. H. R. van Ommeren, namens de provinciale inspecteurs, met
uitzondering van de provinciale inspecteurs in Friesland, Zuid-Hol
land, Zeeland en Noord-Brabant
7 23-5-1973 drs. H. R. van Ommeren, prov., inspecteur in Limburg
8 22-5-1973 H. C. J. Zandbergen, gemeentearchivaris van Roosendaal en Nispen
9 23-5-1973 J. F. Couwenbergh, gemeentearchivaris van Waalwijk
10 28-5-1973 P. M. Gilhuys, namens de Zeeuwse archivarissen T. v. d. Aalst,
L. J. Abelmann, P. M. Gilhuys, J. Grooten, mr. C. J. van Heel,
W. H. Keikes, jhr. mr. G. F. Sandberg, H. Uil, N. Veldhuis en
J. P. B. Zuurdeeg
11 30-5-1973 mr. P. J. W. Beitjes, prov. inspecteur in Gelderland
12 1-6-1973 J. Driessen, gemeentearchivaris van Kerkrade
13 4-6-1973 dr. A. J. Kölker, benoemd prov. inspecteur in Noord-Holland
14 6-6-1973 dr. F. A. Brekelmans, namens Kring van Gemeente- en Streek
archivarissen in Noord-Brabant
15 19-6-1973 dr. F. A. Brekelmans, gemeentearchivaris van Breda
16 8-6-1973 drs. H. Douma, chartermeester streekarchivariaat Land van Cuyk,
te Grave
17 15-6-1973 P. Brood, ambtenaar rijksarchief in Drenthe, mede namens dr. J.
Heringa, rijksarchivaris in Drenthe en mr. F. Keverling Buisman,
chartermeester rijksarchief in Drenthe
18 22-6-1973 R. C. M. Jacobs, commies A provinciale inspectie in Drenthe, mede
namens dr. J. Heringa, rijksarchivaris in Drenthe, P. Brood, amb
tenaar rijksarchief in Drenthe en twee niet nader genoemde amb
tenaren van de provinciale griffie in Drenthe
19 20-7-1973 drs. J. F. M. Otten, namens 'dispuut van jonge chartermeesters'
(J. N. T. van Albada, mevr. A. L. Becker-Jordens, J. A. A. Ber-
voets, H. Bordewijk, C. J. van Heel, F. C. J. Ketelaar, J. C. Kort,
E. van Laar, H. L. P. Leeuwenberg, J. D. Meeuwissen, F. J. M.
Otten, T. N. Schelhaas, G. J. W. Steyns, mej. M. M. Warning)
[22]
Het rapport-Gewestvorming, dat U thans in tweede versie ontvangen hebt, is een
rapport, waarvan de woorden op een goudschaaltje gewogen zijn. Zeven commissie
leden, als zodanig door het bestuur van de V.A.N. aangewezen, hebben er zich una
niem mee kunnen verenigen. Het bestuur heeft er op 22 oktober zonder voorbehoud
zijn fiat aan gehecht. Ook de toelichting, die ik vandaag mag geven, kunt U be
schouwen als de toelichting van de hele commissie, als wier voorzitter en spreekbuis
ik fungeer. Meer dan eens zullen de commissieleden er hun eigen bewoordingen in
terugvinden. Ik ben erkentelijk voor de bijzonder prettige wijze waarop wij samen
gewerkt hebben en voor ieders belangrijke aandeel in het resultaat van die samen
werking.
Veel dank is de commissie verschuldigd aan degenen, die gehoor gegeven hebben
aan de uitnodiging om schriftelijk te reageren op het eerste ontwerp. Zij zullen
aan de hand van het tweede gezien hebben dat wij, voor zover ons dat mogelijk
was, tegemoet gekomen zijn aan ingebrachte bezwaren en dat wij voorstellen, die
ons zinsvol voorkwamen, gaarne overgenomen hebben.
Er zijn 19 brieven binnengekomen, afkomstig van rijks-, provinciale en gemeente
lijke collega's en één universiteitscollega. Het merendeel der brieven kwam uit de
gemeentelijke en provinciale hoek. Eén rijksarchief reageerde en voorts gezamen
lijk 14 leden van het 'dispuut van jonge chartermeesters', bijna allen in rijksdienst.
Andere gezamenlijke antwoorden kwamen van de provinciale inspecteurs (min 4),
de Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen in Noord-Brabant en een aantal
Zeeuwse archivarissen.
Op alle naar voren gebrachte critische opmerkingen, met name ook op die welke
wij minder gefundeerd achtten, ga ik in, in de hoop een communis opinio te be
reiken.
Onder de briefschrijvers zijn fervente tegenstanders van gewestvorming. Zij vinden
het eigenlijk onzindelijk dat wij de door hen niet gewenste gewestvorming aangrijpen
om te komen tot verbetering van het archiefwezen. Sommigen prijzen alternatieve
oplossingen aan, zoals oprichting van streekarchivariaten met behulp van de wet-
gemeenschappelijke regelingen. Ons wordt voorgehouden dat de ontwerp-gewestwet
de gemeenten totaal niet verplicht arehiefzorg en archiefbeheer tot gewestelijke
taken te maken. Wij zouden dus niet begrepen hebben dat, als er gewesten komen,
daarmee de gemeentelijke autonomie op het gebied van de arehiefzorg niet beknot
behoeft te worden. Het wordt een zeer bedenkelijke tendens van de nota genoemd
dat ze door taken van gemeenten over te brengen naar het gewest, de gemeenten
uitholt. Anderen vinden dat de nota de positie van de rijksarchieven en van de
provinciale archiefinspecties ondergraaft.
Dames en heren, niet wij, commissieleden, hebben de gewestvorming bedacht of
uitgevonden. De wetgever creëert nieuwe structuren ter vervanging van de be-
[23]