5.3 Een goede taakvervulling impliceert voorts onder meer de aanwezigheid van
een documentatie-afdeling, een bibliotheek, een restauratie-atelier, een foto
grafische afdeling en een geluidstechnische afdeling. Voor kleinere gemeenten
zijn deze voorzieningen om organisatorische en financiële redenen doorgaans
niet haalbaar. Bovendien zou het economisch onverantwoord zijn in elke ge
meente een dergelijk apparaat op te bouwen. Dat zou beter kunnen gebeuren
in het samenwerkingsverband van het gewest.
5.4 In de praktijk vervullen thans soms archivarissen van grote (centrum)gemeen-
ten, rijksarchivarissen in de provincie en provinciale inspecteurs de onder c
genoemde culturele werkzaamheden ten behoeve van de kleinere gemeenten,
waar deze activiteiten achterwege blijven. Deze werkzaamheden zullen uiter
aard ook aan de gewestelijke archiefdiensten moeten worden toebedeeld (zie
6.2).
5.5 De onder b genoemde taak: toezicht op het beheer van de nog onder de admi
nistratie berustende archiefbescheiden, is voor de gemeenten zonder archivaris
niet in de Archiefwet 1962 geregeld. Gedeputeerde Staten hebben slechts het
toezicht op de zorg. In vele gemeenten, die wel een archivaris hebben, komt wei
nig terecht van het aan de gemeentearchivaris in art. 25 van de Archiefwet op
gedragen toezicht op het beheer van de niet naar de archiefbewaarplaats
overgebrachte archiefbescheiden. Om dat toezicht effectief te kunnen uitoefe
nen, moet men uiteraard beschikken over mankracht met gespecialiseerde ken
nis en ervaring. De inspecteur, die naar onze mening aan elke gewestelijke ar
chiefdienst verbonden moet zijn, dient bijgevolg aan krachtens de wet vast te
stellen kennis- en ervaringseisen te voldoen. Hij moet namens de gewestelijke
archivaris binnen het gewest zowel het toezicht op het beheer van de archief
bescheiden van de gemeentelijke organen, voor zover deze archiefbescheiden
niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, als het toezicht op het
beheer van de archiefbescheiden van de gewestelijke organen, voor zover deze
archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, uitoefe
nen.
5.6 Er moet rekening mee gehouden worden dat overeenkomstig de Adviezen nr.
4 d.d. 28 mei 1970, nr. 29 d.d. 25 november 1970 en nr. 47 d.d. 4 juni 1972 van
de Archiefraad, vele archiefbescheiden, die op de (gewesten en op de) gemeen
ten betrekking hebben, in het belang van de raadpleging of van het behoud der
bescheiden (art. 11 Archiefbesluit) de huidige rijksarchiefbewaarplaatsen in de
provincies zullen verlaten om in bewaring gegeven te worden bij de geweste
lijke archiefdiensten ter plaatsing in de gewestelijke archiefbewaarplaats of
in de rayon-archiefbewaarplaatsen (zie 1.7 en 6.3). Hoewel volgens Advies
nr. 47 van de Archiefraad dergelijke in-bewaring-gevingen geenszins zullen
leiden tot kwalitatieve waardevermindering van het rijksarchiefwezen, zullen
zij bepaald wel de kwantiteit der archiefbestanden in de rijksarchieven in de
provincies en de aan de aanwezigheid daarvan verbonden werkzaamheden
verminderen. Daar staat weer tegenover dat eventuele provinciale herindeling
[16]
een toevloed van archieven en werkzaamheden bij de rijksarchieven in de
vergrote provincies teweeg zou kunnen brengen.
5.7 De gewestelijke archiefdienst zal geleid moeten worden door een wettelijk
verplicht aan te stellen gewestelijke archivaris. Hij dient hoger of middelbaar
archiefambtenaar in de zin van de Archiefwet 1962 te zijn. Indien hij zelf ook
als inspecteur fungeert en derhalve het toezicht op het beheer van de niet over
gebrachte gemeentelijke en gewestelijke archiefbeschieden uitoefent, dient hij
tevens te voldoen aan de eisen, die gelden voor aanstelling van een aan de
gewestelijke archiefdienst verbonden inspecteur (zie 5.5).
5.8 Voor bepaalde nader aan te wijzen gewesten zal krachtens de wet voorge
schreven kunnen worden dat de gewestelijke archivaris of bepaalde aan de
gewestelijke archiefdienst verbonden ambtenaren moeten voldoen aan eisen
m.b.t. een gespecialiseerde kennis (b.v. op het gebied van Latijn, diplomatiek,
automatische informatieverwerking, bedrijfsarchieven enz.).
5.9 In het algemeen kan gezegd worden dat het gewest veel meer dan de gemeente
beschikken kan over een zodanig gespecialiseerd ambtenarenapparaat (ook op
archiefgebied), dat de taken deskundig aangepakt kunnen worden.
6 Decentralisatie binnen het gewest
6.1 Binnen diverse gewesten bestaan gemeenten, die een eigen goed functionerende
archiefdienst hebben, waaraan soms veel geld ten koste is gelegd. Het lijkt de
commissie juist die situatie te bestendigen, zij het wel in een andere vorm (zie
4.7).
Voor de gewestelijke archiefdiensten dient daarom een gedecentraliseerde or
ganisatievorm te kunnen worden verwezenlijkt. De naar de archiefbewaar
plaats over te brengen gemeentelijke archiefbescheiden zullen dan niet in één
gewestelijke archiefbewaarplaats, maar in een aantal rayon-archiefbewaar
plaatsen, aan te wijzen door de gewestraad naar analogie van art. 24 van de
Archiefwet, en beheerd door rayonarchivarissen, opgenomen moeten worden.
De rayons zullen uit één gemeente kunnen bestaan, maar doorgaans meerdere
gemeenten omvatten. Zij zullen krachtens de wet worden ingesteld. Bij de
rayon-begrenzing dient er zoveel mogelijk op gelet te worden dat gemeenten
met een gemeenschappelijke historische achtergrond tot een en hetzelfde rayon
gaan behoren.
6.2 De gedachte decentralisatie binnen het gewest sluit aan bij de bedoelingen van
de inhoud van Advies nr. 19 van de Archiefraad d.d. 11 november 1970, han
delende over een gedecentraliseerd welzijnsbeleid. Een essentiële voorwaarde
voor het slagen van een maatschappelijk en cultureel welzijnsbeleid is, aldus
de Archiefraad, het bevorderen van de mogelijkheid dat de bevolking zo veel
mogelijk deelneemt aan de beleidsvorming en -uitvoering. Voor zover de cul
turele functie der archieven daarbij betrokken is, moet geconstateerd worden
dat juist de (gedecentraliseerde) gemeentelijke archiefdiensten lees nu gewes-
[17]