volgens de geldende archiefregels te worden behandeld. De verzamelde stukken
kunnen als ze talrijk zijn, zoals het bij een collectie past, naar onderwerpen worden
ingedeeld.
Maar al te vaak komt het voor, dat de bewerker van een particulier archief de
beide groepen van stukken de archiefstukken en de verzamelde stukken niet
onderscheidt, het wezenlijke verschil tussen een archief en een collectie niet blijkt
te kennen en van het geheel een hutspot maakt, die van weinig respect voor de aard
van de beschreven stukken en hun juiste samenhang getuigt. Soms worden verza
melde stukken in een familie-archief gedichten en wat dies meer zij ten on
rechte aangeduid als stukken, waarvan het verband met het archief niet blijkt. Dit
miskent hun ware aard: het zijn nu eenmaal geen archiefstukken in de strikte zin,
dus waarom zou er enig archiefverband uit moeten blijken en het ontbreken van dit
verband vermelding verdienen? Omgekeerd worden archiefstukken in een familie
archief soms als verzamelde stukken behandeld bijv. ondergebracht onder de per
soon op wie zij betrekking hebben in plaats van onder de persoon, van wie zij af
komstig zijn. Ook dit is een ernstige fout.
Het gebrek aan inzicht, dat ten opzichte van familie-archieven wijd verbreid blijkt
te zijn, vindt m.i. een gedeeltelijke verklaring in de omstandigheid, dat de bekende
Handleiding van Muller, Feith en Fruin uitsluitend voor overheidsarchieven is op
gesteld. De definitie, die deze Handleiding van een archief geeft, houdt met parti
culiere archieven totaal geen rekening. Dit is bekend genoeg. Een afzonderlijke
Handleiding voor de bewerking van familie-archieven zou stellig geen overbodige
luxe zijn. In afwachting hiervan zullen we er goed aan doen het hardnekkige mis
verstand uit te bannen, dat particuliere archieven geen archieven zouden zijn omdat
ze niet aan de definitie van het befaamde driemanschap voldoen en ook bij deze
archieven de vereiste zorgvuldigheid in acht hebben te nemen in plaats van er op
onverantwoorde wijze mee te experimenteren, zoals helaas naar de ervaring
leert maar al te vaak geschiedt.
Deze overwegingen hebben geleid tot mijn 12de en 13de stelling, waaraan ik bij
zonder veel waarde hecht.
Zoëven heb ik enkele woorden gewijd aan stukken, die geen archiefstukken zijn in
de engere zin van het woord, die het karakter van archiefstuk ontberen. Men treft
ze niet alleen in familie-archieven aan. Zo vindt men soms in het archief van een
Hervormde gemeente aantekeningen over de geschiedenis van die gemeente en een
lijst van de predikanten, die haar hebben gediend. Wie het archief onder zich
heeft van een bedrijf, dat lange jaren heeft bestaan, zal het niet vreemd vinden ook
daarin historische aantekeningen tegen te komen over de ontwikkeling van het be
drijf al dan niet vergezeld van een aantal krantenknipsels. Zo redelijk het is de ge
noemde stukken in een afzonderlijke rubriek onder te brengen, zo ongelukkig
komt mij de nieuwe mode voor aan deze rubriek het opschrift 'Documentatie' te
geven. Het hele archief immers kan voor documentatie-doeleinden worden gebruikt.
Men zet ook niet boven een rubriek: 'Ter lezing' of 'Ter raadpleging'. Een passen-
der opschrift is zonder veel moeite te vinden: Aanhangsel, Varia of Verzamelde
stukken.
Hierop heeft ten slotte mijn 14de stelling betrekking.
Waarde toehoorders, ik mag niet te veel van Uw aandacht vergen. Het is of de
Waarheid, die ik zoëven heb aangehaald, over mijn schouders meekijkt in mijn
manuscript. De Waarheid fluistert mij in, dat zij indruk op U wil maken en dat ik
dit doel voorbij zou schieten met een al te lang gerekt betoog. Ik moet dus tot een
a sluiting zien te komen. Kenmerkend voor onze maatschappij is vrijheid in gebon
denheid. Dit lijkt mij ook een kenmerk van de archiefinventarisatie. Ik beschouw
het als een belangwekkend verschijnsel bij het ordenen en beschrijven van archie
ven, dat er vaak met één zaligmakende methode bestaat, maar dat verschillende
methodes in een bepaald geval verdedigbaar kunnen zijn, m.a.w. recht van bestaan
kunnen hebben. Dit houdt voor de bewerker van een archief de vrijheid in, die onze
arbeid adelt, maar het houdt geen vrijbrief in tot slordigheid, tot het miskennen
van beproefde regels, die de fundamenten van de archiefleer vormen. Aan zulke
regels dienen we ons gebonden te achten. Wie zo'n regel overtreedt, begaat een fout.
Het ligt in de aard van de mens, dat hij fouten begaat. We zijn er allen vatbaar
voor, ik zelf incluis, maar we moeten trachten ze te vermijden. Het spreekwoord
zegt in dit verband: 'Door schade en schande wordt men wijs'. Men moet zich de
schade en schande dan natuurlijk wel bewust zijn. Ik hoop, dat ik tot die bewust
wording het mijne heb bijgedragen, dat ik er in geslaagd ben U a.h.w. wakker te
schudden.
Als een medicus een fout begaat, kan er een mensenleven op het spel staan. De
Justitie houdt zich er in zo'n geval mee bezig. Ook is er een medisch tuchtcollege,
dat maatregelen kan nemen tegen een arts, die plichtsverzuim heeft gepleegd Ik'
koester wel eens de onuitgesproken wens, dat er een Tuchtcollege voor archivaris
sen zou bestaan, dat bij geconstateerde fouten in inventarissen hoge boeten op zou
kunnen leggen. Die boeten zouden dan ons bouwprobleem kunnen oplossen Er
zouden nieuwe rijks- en gemeente-archieven (in de zin van: archiefbewaarplaatsen)
van gebouwd kunnen worden.
Ik gewaagde in dit verband van een onuitgesproken wens. U zult hebben opgemerkt,
dat het inmiddels een uitgesproken wens is geworden. Nu zou ik de daad bij het
woord kunnen voegen en dit idee kunnen deponeren in de Ideeënbus van het Rijk.
Zou mijn denkbeeld met een prijs gehonoreerd worden, dan wil ik U gaarne toezeg
gen deze prijs met in eigen zak te zullen steken. Die prijs wil ik dan aan de bouw
van een nieuw Algemeen-Rijksarchief ten goede laten komen. U merkt, dat ik mij
voorzichtig uitdruk. Het gaat om een eventuele prijs. Ik spreek niet van de prijs, die
ik verwacht, want eerlijk gezegd zijn mijn verwachtingen op dit punt niet al te hoog
gespannen. Ik vrees, dat het een typisch kenmerk is van de menselijke geest dat
wij nog wel iets aan onze fouten willen doen, maar dat radicale maatregelen," hoe
doeltreffend ze ook zouden zijn, ons dikwijls te ver gaan. Als ik de sfeer bij het
Departement van C.R.M. goed aanvoel, zal mijn denkbeeld ook daar naar ik
335
334