zekere zin bijeen. Alle behandelen ze de indeling 'Algemeen-Bijzonder', die in onze inventarissen zo'n grote, feitelijk een al te grote rol speelt. Weliswaar worden in de 7de stelling de woorden 'Algemeen' en 'Bijzonder' niet genoemd, maar dat heeft de bedoeling er eens te meer voor te waarschuwen die indeling niet te gebruiken voor archieven, waarop ze niet van toepassing is. Ik moet bekennen, dat het mij wel aan zou staan, wanneer de indeling 'Algemeen- Bijzonder' voor de eerstkomende jaren tijdelijk dus zou worden verboden. Ik ben ervan overtuigd, dat we dan betere archiefinventarissen zouden krijgen. Een onjuist gebruik van de term 'Algemeen' zou hiermee voorkomen zijn. Natuurlijk zou een gepast gebruik van de indeling 'Algemeen-Bijzonder' evenzeer onmogelijk worden, maar ik maak me sterk, dat voor die gevallen wel een andere, redelijke oplossing te vinden zou zijn. Hoedt U voor de indeling 'Algemeen-Bijzonder'! Dit is de waarschuwing, die ik U in elk geval zou willen meegeven, want als U hierbij niet op Uw hoede bent, dan past U deze indeling tien tegen één toe op een manier, die niet door de beugel kan. Het spreekt vanzelf, dat de logica ook in acht moet worden genomen bij de beschrij ving van afzonderlijke stukken. Daar men in de inventaris concrete stukken be schrijft, dienen deze zoveel mogelijk met concrete termen te worden aangeduid. Benoeming van A. van Dam tot rentmeester is fout. Het moet zijn akte van benoeming. Onthutsend is, dat het doodgewone Nederlandse woord 'brief' bij de jongere generatie in vergetelheid schijnt te raken. Althans: velen gebruiken het niet meer in gevallen, waarin het gebruikt zou moeten worden, en vervangen het door de term correspondentie'. Correspondentie betekent: briefwisseling, maar in een ar chiefinventaris gaat het nu eenmaal niet om de briefwisseling tussen de gebroeders Van Dam, maar om de tussen hen gewisselde brieven, die tastbaar in het archief voorhanden zijn. Het gebruik van abstracte termen voor concrete stukken heeft helaas zeer wijd om zich heen gegrepen. Ik trof wel eens in een inventaris aan: niet nader te omschrijven stukken of wel stukken waarvan de betekenis niet is vast te stellen. Dit kan niet door de beugel. Het is uiteraard de taak van de archivaris nu juist wel zijn stukken nader te om schrijven en er de betekenis van vast te stellen. Bevindt hij zich werkelijk in de onmogelijkheid dit te doen, dan moet hij de reden opgeven bijv.: door vocht onlees baar geworden stukken. Het feit, dat een stuk de vorm van een afschrift heeft, is zo essentieel, dat men het in de beschrijving dient op te nemen, niet in een N.B. te vermelden. Evenmin mag men een enkel stuk beschrijven en dan toevoegen: N.B. met retroacta. Ook die retroacta behoren in de beschrijving te worden opgenomen, hun aantal bovendien in het totale aantal stukken te worden verwerkt. Eigenlijk zijn de desbetreffende stellingen 9 en 10 zo vanzelfsprekend, dat ze U volkomen duidelijk zullen zijn. Ik heb ze niettemin opgenomen, omdat hiertegen toch nog altijd fouten worden gemaakt. 332] Stukken, die men in een archief aantreft zonder dat ze daar eigenlijk in behoren, stellen de bewerker van de inventaris voor een probleem. Wat moet men er mee aan? Zulke stukken vereisen naar mijn overtuiging een aparte behandeling. Men kan ze, als men onvoldoende reden heeft ze uit het archief te verwijderen, aan het eind van de inventaris opnemen in een aparte rubriek. Op zijn minst hebben ze enige toelichting nodig. Wie in een kloosterarchief een akte aantreft inzake ver koop van land door het klooster aan een particulier, mag die niet zonder nadere verklaring in zijn inventaris opnemen. Die verklaring kan bijv. luiden: N.B. de ver koop is mogelijk niet doorgegaan. In het archief van de directie van een gemeen telijk ziekenhuis behoren geen brieven gericht aan Burgemeester en Wethouders. Zijn die toch aanwezig, dan kan men bijv. in een N.B. opmerken, dat Burgemeester en Wethouders de bedoelde brieven vermoedelijk aan de directie van het zieken huis om advies hebben doen toekomen. Ambtelijke stukken behoren niet in een particulier archief en vereisen ook, als men ze er toch in aantreft, een aparte behandeling. Hun beste plaats is in een aanhangsel achterin. Ze kunnen dan, als de particuliere eigenaar er toestemming voor geeft, gemakkelijk uit het archief worden verwijderd en teruggebracht in het overheids archief, waaruit ze afkomstig zijn. Hierbij dient men terdege te beseffen, wat men onder een ambtelijk stuk heeft te verstaan. De akte, waarbij C. Vriend tot burge meester wordt benoemd, is geen ambtelijk stuk, maar een particulier stuk betreffen de 's mans ambtelijke loopbaan. Een brief door de burgemeester van de Commis saris der Koningin ontvangen over een provinciale subsidie voor het gemeentelijke zwembad is uit de aard der zaak een ambtelijk stuk. Dit onderscheid wordt nog wel eens uit het oog verloren. Ik verwijs U ter zake naar mijn 11de stelling, die na mijn toelichting, naar ik hoop, duidelijk is. Familie-archieven en andere archieven van particuliere aard ontmoeten bij degene, die ze te bewerken krijgt, vaak weinig begrip. Zij dienen als archieven te worden opgevat, niet als collectie. Hierover behoort m.i. geen twijfel te bestaan. Dr. W. J. Formsma heeft onlangs terecht geschreven: 'Een persoon kan brieven ontvangen en opmaken, hij voert een financiële administratie enz. en vormt zo een persoonlijk archief, dat zich onderscheidt van de historische verzameling, die hij aanlegt of zijn bibliotheek'2. Een familie-archief vormt een combinatie van persoonlijke archieven, d.w.z. van archieven van personen, die tot één familie behoren. Vaak zal men in een particu lier archief verzamelde stukken aantreffen, die niet kunnen worden aangemerkt als archiefstukken in de strikte zin van het woord. Ze behoeven geen probleem te vormen, als men in zo'n particulier archief de archiefstukken in engere zin en de verzamelde stukken maar streng van elkaar scheidt. Het eigenlijke archief behoort 2 W. J. Formsma 'Het inventariseren van archieven' in 'Nederlands Archievenblad' 77e jaargang 1973; blz. 43. 333

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 7