of de uitzonderingen op de rechtshandeling of de bijzondere bepalingen gevangen
worden in één woord; en of er niet een derde partij, die meestal aan het eind te
voorschijn komt, nog opduikt, die een extra beperking of uitbreiding van datgene
geeft, wat in het stuk vast ligt. Ik geloof, dat lange regesten monsterachtige dingen
zijn om te lezen en om te maken. Maar, wil men het korter maken, dan moet men
toch zeker eerst de structuur van het stuk gezien hebben en datgene in zijn hoofd
geprent hebben, wat men zelf als een uitgebreide indeling en opgave van de inhoud
wil opgeven vóór men tot een korte inhoudsopgave komt. Dat is een extra hande
ling, dat kost extra tijd per stuk.
Dekker: Ik zou op bijkomstige bepalingen totaal niet willen ingaan. Ik zou een be
schrijving willen maken van: A geeft een tolrecht aan de stad B. Wat dat tolrecht
allemaal inhoudt hoeft niet in de korte aanduiding gezegd te worden. Jan beleent
B met huis X. Ik vind, dat het grootste aantal oorkonden toch over vrij eenvoudige
zaken gaat. En waar er verdragen zijn, daar zit de moeilijkheid steeds in de bepa
lingen. En die kun je weglaten.
Winsemius: Een regest, zoals bedoeld door de heer Dekker, zal dan niet veel meer
dan een inventarisbeschrijving zijn.
Dekker: Dat is niet waar. Ik neem weer de registers van de Leen- en Registerkamer
van Holland. Als daar eens een inventaris van komt, dan zal daar een beschrijving
in komen te staan van een bepaalde codex. De oorkonden daarin en dat kunnen
er zo'n duizendtal zijn worden in de inventaris niet genoemd. Waar wij behoefte
aan hebben, is aan een korte aanduiding van de inhoud van die duizend oorkonden
in die ene codex.
Mentink: Ik geloof, dat het verschil in de opmerkingen van de heren Dekker en
Winsemius hierin ligt, dat de heer Winsemius, volgens mij, gelijk heeft, wanneer hij
het over losse stukken heeft, maar dat de heer Dekker nu juist duidt op series, delen
en banden. Als wij hun opmerkingen zo opvatten, dan hebben beiden gelijk.
Dekker: Ik sluit daarbij aan. Waar het hele regestenwerk op stuk loopt, zijn niet de
losse stukken, dat is juist op die ontzaglijk dikke codices.
Wijffels: Het gaat in veel gevallen ook om losse stukken. Want in de inventaris geeft
u bijv. onder één nummer vijftig rentebrieven betreffende een heerlijkheid of een
stuk grond, van die datum tot die datum. In de lijst kunt u de vijftig rentebrieven
met twee, drie woorden ontleden. Het gaat dus niet alleen om registers, ook om
reeksen stukken, losse stukken.
Pirenne: Daar hebt u gelijk in. Het is misschien te simplistisch om te zeggen, dat
het losse stuk tóch wel zijn aandacht krijgt. Het wordt inderdaad soms gevangen
met vele onder één heel kort nummer. Ik dacht, dat daar ook vragen over waren,
bijv. de vraag als een regestenlijst achterwege gelaten moet worden of beknot
hoe dan de beschrijving in de inventaris moet worden aangepast.
386]
Vraag 15: Zou de heer Dekker een discussiestuk kunnen maken, waarin hij aangeeft
of, en zo ja, op welke wijze het regest zou moeten voortbestaan?
Dekker: Ik zeg niet dat het regest absoluut moet verdwijnen. Ik zeg ook niet dat
het, in die vorm zoals wij het nu kennen, ten eeuwigen dage moet worden toegepast
voor alle middeleeuwse oorkonden. Ik heb zelf het voorbeeld genoemd, dat een ar
chivaris die een klein archiefje heeft die daar graag uitvoerige samenvattingen
van wil maken en dat in regestvorm doet -de vrijheid moet hebben om, als hij
voor grote archieven staat, iets te maken dat voorlopig is. Als hij die grote archieven
op die klassieke en omslachtige manier moet doen, is hij daar honderd jaar mee
bezig. Maak dan iets dat voorlopig is. Geef dan samenvattingen in korte zinnen,
opdat we althans weten waar het over gaat. Ik kom weer terug op het grafelijkheids
archief van Holland. Als ik een studie maak over bijv. Voorne en Putten, dan weet
ik bijna zeker, dat ik daarvoor geen oorkonden over Wieringen moet raadplegen.
Maar ik beschik nu niet over een opgave van de inhoud van de registers, die zowel
stukken over Voorne en Putten als over Wieringen en alle mogelijke gebieden
(kunnen) bevatten. Ik moet nu alles nakijken, of met de achttiende eeuwse indices
van Gousset werken en dat is toch ook niet zo ideaal.
Vraag 16: Moeten van losse charters regestenlijsten worden gemaakt? Of kan wor
den volstaan met de beschrijving in de inventaris? Zo ja, dient de beschrijving in
de inventaris dan niet uitvoeriger te zijn dan thans het geval is? Vraag aan de heer
Dekker.
Dekker: Neen. Ik geloof, dat we in de inventaris moeten handhaven om het
voorbeeld van de heer Wijffels aan te halen 'rentebrieven 70 charters'. Ik
geloof dat dat voor de inventaris voldoende is en dat een nadere bepaling van
die rentebrieven van wie, enz. enz. in een aparte lijst moet komen.
Pirenne: Toch in de vorm van kopregesten dus?
Dekker: Ja.
Formsma: De heer Dekker heeft het gehad over regesten van charters, die in de
inventaris in één beschrijving zijn samengevat. Onze groep, echter, heeft nagedacht
over de losse charters, die toch heel veel voorkomen. Men heeft zich met name
afgevraagd, of de beschrijving van deze losse charters in de inventaris niet uitvoe
riger zou moeten zijn, wanneer zij in de regestenlijst in 't geheel niet of slechts zeer
beknopt beschreven worden.
Dekker: Dat zul je dan weer afzonderlijk moeten bekijken. Als je een lijst maakt
van korte aanduidingen van de inhoud van charters, ga je dan alleen die charters
behandelen, die in de inventaris groepsgewijs bijeen zijn en dus verscholen liggen?
Of zeg je, als ik een lijst maak, dan neem ik alle charters op, dus óók die expliciet
in de inventaris beschreven staan. Dan zou ik ik heb mij daar nauwelijks reken
schap van gegeven dacht ik, kiezen voor een lijst van alle charters en, misschien
387